Paragraaf 5.4 - Voortplanten [3]

5.4 Voortplanten
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt de delen van een bloem in een afbeelding benoemen
  • Je kunt beschrijven hoe de meeldraden en stamper gebouwd en waarvoor ze zijn
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

5.4 Voortplanten
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt de delen van een bloem in een afbeelding benoemen
  • Je kunt beschrijven hoe de meeldraden en stamper gebouwd en waarvoor ze zijn

Slide 1 - Tekstslide

5.4 Voortplanten
Waarvoor krijgen planten bloemen?

  • Bloemen > voor de voorplanting van de plant
    - bloembodem > hierop zitten andere delen van bloem vast
    - kelkbladeren > beschermen bloem tegen kou, uitdroging en beschadiging
    - nectarkliertjes > maken nectar > zoete vloeistof om insecten te lokken
    - kroonbladeren > gekleurde bloemblaadjes > om insecten te lokken
    - stamper > zit in het midden van de bloem > voor voortplanting
    - meeldraden > staan rondom de stamper > voor voortplanting

Slide 2 - Tekstslide

5.4 Voortplanten
Waarvoor zijn de meeldraden en stamper?

  • Meeldraad > mannelijke voortplantingsorgaan
    - bestaat uit; helmknop en helmdraad
    - helmknop maakt stuifmeelkorrels (stuifmeel)
  • Stamper > vrouwelijke voortplantingsorgaan
    - bestaat uit; stempel en stijl en vruchtbeginsel
    - in vruchtbeginsel zitten zaadbeginsels > elke bevat één eicel
  • Stuifmeelkorrel en eicel > voortplantingscellen
    - één stuifmeelkorrel + één eicel = zaadje 

Slide 3 - Tekstslide

5.4 Voortplanten
  • Wat? Maken 5.4 – Opdracht 1 t/m 10
  • Hoe? Blz. 76 t/m 79
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 15 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 1 t/m 10 is af. 
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).

timer
15:00

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen check

  • Welke onderdelen van een bloem lokken insecten?

  • Wat maakt een helmknop van een meeldraad?

Slide 5 - Tekstslide

5.4 Voortplanten
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen hoe bestuiving gaat en hoe dat bij verschillende bloemen gebeurt

Slide 6 - Tekstslide

5.4 Voortplanten
Hoe komt stuifmeel op de stamper?


  • Bestuiving > stuifmeelkorrel van ene bloem
    komt op stamper van een andere bloem van dezelfde soort

  1. Via insecten > opvallende kleuren, geuren en nectar lokken insecten
    - als insect op bloem komt plakken de stuifmeelkorrels aan zijn lijf
    - daarna beland de insect op een andere bloem en de vastgeplakte
    stuifmeelkorrels op de stempel (van de stamper) van die bloem
    - insectenbloemen > bloemen die door insecten worden bestoven

Slide 7 - Tekstslide

5.4 Voortplanten
Bestuiving door wind

  • Via wind > niet opvallend, weinig geur, geen nectar
    - stuifmeelkorrels zijn heel klein en licht
    - meeldraden en stamper hangen ver uit de bloem 
    - wind neemt stuifmeelkorrels mee en zo belanden ze op andere bloemen van dezelfde soort
    - windbloemen > bloemen die door de wind worden bestoven


Slide 8 - Tekstslide

5.4 Voortplanten
  • Wat? Maken 5.4 – Opdracht 11 t/m 16
  • Hoe? Blz. 80 t/m 81
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 15 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 11 t/m 16 is af. 
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).

timer
15:00

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen check

  • Wat is bestuiving?

  • Op welke 2 manieren kan een bloem bestoven worden?

Slide 10 - Tekstslide

5.4 Voortplanten
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt beschrijven hoe de zaden in een bloem ontstaan
  • Je kunt manieren opnoemen van hoe zaden zich verspreiden
  • Je kunt beschrijven wat er allemaal gebeurt in een plantenleven

Slide 11 - Tekstslide

5.4 Voortplanten
Hoe ontstaan zaden?


  1. Na bestuiving zitten de stuifmeelkorrels op de stempel
  2. Uit een stuifmeelkorrels groeit een buisje door de stijl naar beneden naar het vruchtbeginsel > dit heet een stuifmeelbuis
  3. In vruchtbeginsel zitten zaadbeginsels met eicellen
    - de celkern van de stuifmeelkorrel zakt door de stuifmeelbuis tot in één van die eicellen
  4. Nu smelten de celkernen van de eicel en stuifmeelkorrel samen tot één nieuwe celkern
    - dit heet bevruchting

Slide 12 - Tekstslide

5.4 Voortplanten

Slide 13 - Tekstslide

5.4 Voortplanten
Na bevruchting van de eicel(len)



  • Kroonbladeren en kelkbladeren verschrompelen
  • Vuchtbeginsel groeit en wordt een vrucht
  • Tegelijkertijd groeien de zaadbeginsels uit tot zaden
    - hierdoor ontstaan zaden in een vrucht
    - zoals zaadjes in een tomaat; pitjes in een appel; boontjes in een peulvrucht

Slide 14 - Tekstslide

5.4 Voortplanten
Hoe worden zaden verspreid?


  • Zaadverspreiding > zaden worden verspreid zodat ze verder van de moederplant terecht komen > meer water en licht beschikbaar

  1. Verspreiding door wind > zaden moeten licht zijn > bijv. Paardenbloem
  2. Verspreiding door dieren > dieren eten de vrucht of vrucht blijft plakken
    aan vacht > bijv. Rode besjes of Kleefkruid
  3. Verspreiding door plant zelf > vruchten knappen open door uitdroging of zon > zaadje schiet dan weg > Springbalsiem

Slide 15 - Tekstslide

5.4 Voortplanten
Wat gebeurt er in een plantenleven?


  1. Zaadje ontkiemt > er groeit een nieuwe plant
  2. Plantje groeit uit tot volwassen plant > volwassen plant vormt bloemen
  3. Uit de bloemen ontstaat vruchten en zaden
  4. De zaden worden verspreid > en ontkiemen weer zodat er een nieuwe plant gaat groeien

  • Levenscyclus > een kring van gebeurtenissen die steeds opnieuw plaatsvinden

Slide 16 - Tekstslide

5.4 Voortplanten
  • Wat? Maken 5.4 – Opdracht 17 t/m 25
  • Hoe? Blz. 82 t/m 86
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 15 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 17 t/m 25 is af. 
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).

timer
15:00

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen check

  • Op welke 3 manieren kunnen zaden worden verspreid?

Slide 18 - Tekstslide