Basisstof 7: Weefselvloeistof en lymfe + Basisstof 8: Bloedgroepen
Thema 3: Bloed
Basisstof 7: Weefselvloeistof en lymfe
Basisstof 8: Bloedgroepen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Thema 3: Bloed
Basisstof 7: Weefselvloeistof en lymfe
Basisstof 8: Bloedgroepen
Slide 1 - Tekstslide
biologiepagina.nl
Slide 2 - Link
www.bioplek.org
Slide 3 - Link
Wat gaan we doen?
Leerdoelen doornemen
Herhaling begrippen + vragen
Uitleg basisstof 5: Het immuunsysteem
Aan het werk
Slide 4 - Tekstslide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan ik...
Beschrijven hoe weefselvloeistof en lymfe ontstaan;
Welke bloedgroepen er zijn.
Slide 5 - Tekstslide
Wanneer ben je immuun?
Slide 6 - Open vraag
Door welke bloeddeeltjes worden antistoffen gemaakt?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een antigen?
Slide 8 - Open vraag
Beschrijf het verschil tussen natuurlijke en kunstmatige immuniteit
Slide 9 - Open vraag
Weefselvloeistof
Haarvaten hebben een wand van één cellaag dik.
Door deze wand kunnen stoffen (O2, CO2) heen, maar ook vloeistoffen kunnen naar buiten.
Vocht buiten de haarvaten noem je weefselvloeistof.
Weefselvloeistof bevindt zich tussen de cellen van de organen.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Lymfe
Weefselvloeistof die niet is opgenomen door de haarvaten, komt terecht in lymfevaten.
De vloeistof heet nu lymfe.
Lymfevaten bevatten kleppen zodat de lymfe maar één richting in stroomt.
Slide 12 - Tekstslide
Het lymfevatenstelsel
Alle lymfevaten samen vormen het lymfevatenstelsel.
Alle lymfe komt uiteindelijk terecht in 2 grote lymfevaten: de rechterlymfestam en de borstbuis.
Deze monden beide uit in aders onder sleutelbeenderen, vanaf hier komt de lymfe in de bovenste holle ader terecht.
Lymfeknopen zuiveren de lymfe van ziekteverwekkers.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Bloedgroepen
Een bloedgroep geeft aan welke antigenen er op je rode bloedcellen zitten.
De bekendste indeling is A, B, AB en O (nul of o).
De twee bloedfactoren zijn antigeen A en Antigeen B.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Bloedgroepen
Elke bloedgroep heeft een antistof.
Deze antistof werkt tegen het onbekende antigen.
Bloedgroep A heeft Antistof B (Anti-B)
Bloedgroep B heeft Antistof A (Anti-A)
Slide 18 - Tekstslide
Bloedgroep A heeft Antistof B (Anti-B) Bloedgroep B heeft Antistof A (Anti-A) Welke antistof(fen) heeft bloedgroep AB?
A
Alleen anti-A
B
Alleen anti-B
C
Zowel anti-A als anti-B
D
Geen anti-A en geen anti-B
Slide 19 - Quizvraag
Bloedgroep A heeft Antistof B (Anti-B) Bloedgroep B heeft Antistof A (Anti-A) Welke antistof(fen) heeft bloedgroep O?
A
Alleen anti-A
B
Alleen anti-B
C
Zowel anti-A als anti-B
D
Geen anti-A en geen anti-B
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Bloedtransfusie
Als er veel bloedverlies is, kan iemand een bloedtransfusie krijgen.
Hierbij is het belangrijk om te weten welke bloedgroep de ontvanger heeft.
Slide 22 - Tekstslide
Waarom is het belangrijk dat er gekeken wordt naar de bloedgroep van de donor en de ontvanger?
Slide 23 - Open vraag
Bloedtransfusie
Als de bloedgroep van de donor en de ontvanger niet overeenkomen (bijvoorbeeld: de donor heeft bloedgroep A, de ontvanger heeft anti-A), dan gaat het bloed klonteren.
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Aan het werk!
Wat: Basisstof 1 t/m 8 van thema 3
Hoe: Fluisteren, in tweetallen
Tijd: 15 minuten
Hulp: Overleg zachtjes met je buur. Steek anders je vinger op.
Klaar: Nakijken en verbeteren
Uitkomst: Basisstof 1 t/m 8 thema 3 zijn in ieder geval af.