meervoud), tussenletter in samenstellingen (Blok 4)
Slide 4 - Tekstslide
Waarom lezen mensen?
Slide 5 - Woordweb
Slide 6 - Video
Wat voor type lezer ben jij?
Er zijn 4 typen lezer:
de reflecterende lezer
de belevende lezer
de herkennende lezer
de interpreterende lezer
Slide 7 - Tekstslide
Aan de slag!
Lees de beschrijvingen op de volgende slides.
Welk type lezer ben jij?
Dit is van belang voor de komende lessen!
Slide 8 - Tekstslide
Reflecterend lezen
Je bent gemotiveerd om boeken voor school te lezen. Je interesseert je vooral voor de inhoudelijke kant van de boeken: ze moeten over psychologische, maatschappelijke of historische onderwerpen gaan. Je hebt ontdekt dat boeken iets vertellen over de wereld om je heen, dat ze je helpen om je eigen ideeën te vormen. Je vindt het ook leuk om over de inhoud van boeken te discussiëren.
Belevend lezen
Eigenlijk houd je (waarschijnlijk) niet van lezen, maar goed als het dan toch moet, lees je bij voorkeur niet al te dikke jeugdboeken en het liefst boeken waarin veel gebeurt. De hoofdpersoon moet van je eigen leeftijd zijn. Jongens lezen dan graag avontuurlijke oorlogsboeken, meisjesboeken over problemen.
Slide 9 - Tekstslide
Interpreterend lezen
Je leest ‘echte’ volwassenenboeken en je hebt ook oog voor hoe de schrijver het verhaal vertelt. De stijl en de opbouw mogen best wat ongewoon zijn, want je wil je wel aanpassen. Ook wil je wel kennismaken met enkele bekende werken uit de canon. Je hebt geleerd om zelf een oordeel te vormen over het boek, op grond van allerhande argumenten. Bovendien kun je al behoorlijk op eigen kracht doordringen in de betekenis van de tekst en het thema vaststellen. Wat je nog niet goed kunt, is overzien wat voor plaats het boek in de literatuur heeft.
Herkennend lezen
Je hebt de (grootste) tegenzin tegen lezen overwonnen en je leest met niet al te veel moeite elk jaar de verplichte boeken. Jeugdliteratuur spreekt je zeker nog aan en ook populaire series, maar boeken met volwassenen in de hoofdrol vind je ook heel aanvaardbaar. Belangrijk is wel dat je je goed met de hoofdpersoon kunt identificeren. Het boek moet ook niet al te verwarrend zijn.
Slide 10 - Tekstslide
Vul in:
Ik ben een reflecterende / belevende / herkennende / interpreterende lezer.
Slide 11 - Open vraag
Er zit een bepaalde volgorde in de typen lezers
Vul de juiste volgorde in op de volgende slide.
Slide 12 - Tekstslide
Zet in de juiste volgorde: de reflecterende lezer, de belevende lezer, de herkennende lezer, de interpreterende lezer
Lesmateriaal: studiewijzers, Het gouden ei - leerlingmateriaal. Download dit document.
Literaire begrippen die we gaan toepassen op Het gouden ei:
Blok 1: realistisch, niet-realistisch Blok 2: genre, beoordelingswoorden, emotieve/realistische/morele argumenten Blok 3: hoofdpersonen, bijfiguren en hoe je deze kunt beschrijven Blok 4: spanning en technieken om spanning op te bouwen, tijd, ruimte Blok 5: tijd, verteltempo, vertelperspectief, verhaalbegin en verhaaleinde, thema, (leid)motief, moraal
Slide 16 - Tekstslide
Aan de slag!
Maak de vragen op de volgende slides (17 t/m 28).
Slide 17 - Tekstslide
Lees de eerste twee pagina's van het boek (slide 18 + 19)
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Dit fragment is...
A
realistisch
B
niet realistisch
Slide 21 - Quizvraag
Welke 4 vertelperspectieven ken je?
Slide 22 - Open vraag
Van welk vertelperspectief is sprake in dit fragment?
A
alwetende verteller
B
ik-vertelperspectief
C
hij/zij-vertelperspectief
D
wisselende perspectief
Slide 23 - Quizvraag
Wat betekent 'couleur locale'?
Slide 24 - Open vraag
Zoek op Google Maps op waar het eindpunt van DE EERSTE ETAPPE van Rex en Saskia ligt. Plak de link hieronder.
Slide 25 - Open vraag
Zoek op Google Maps op waar het einddoel van Rex en Saskia ligt. Plak de link hieronder.
Slide 26 - Open vraag
Aan welk(e) woord(en) kun je zien in welke tijd het verhaal zich ongeveer afspeelt?
Slide 27 - Open vraag
Lesdoelen: Ik weet wat ik kan verwachten in periode 3
A
Ja
B
Nee
Slide 28 - Quizvraag
Lesdoelen: Ik weet wat voor type lezer ik ben
A
Ja
B
Nee
Slide 29 - Quizvraag
Einde van deze les
Slide 30 - Tekstslide
Deze les maak je op vrijdag 20 maart
slide 31 t/m 43
Slide 31 - Tekstslide
Vorige les heb je geleerd...
...hoe periode 3 eruit ziet.
...wat voor type lezer je bent.
Slide 32 - Tekstslide
Deze les ga je leren...
...om een opsporingsbericht te schrijven.
Slide 33 - Tekstslide
Het gouden ei
Je hebt deel 1 van het boek gelezen. Beantwoord de vragen op de volgende slides.
Slide 34 - Tekstslide
Wat is er gebeurd met Saskia? Waarom denk je dat?
Slide 35 - Open vraag
Wat vind je tot nu toe van het verhaal? Waarom?
Slide 36 - Open vraag
Waar doet het verhaal je aan denken (gebeurtenissen, andere boeken, een film/serie etc.)?
Slide 37 - Open vraag
Wat vind je mooi aan het verhaal tot nu toe? Leg uit.
Slide 38 - Open vraag
Wat vind je saai aan het verhaal tot nu toe? Leg uit.
Slide 39 - Open vraag
Welke vragen roept deel 1 bij je op?
Slide 40 - Open vraag
Wat vond je moeilijk of onduidelijk?
Slide 41 - Open vraag
Het gouden ei: deel 1
In deel 1 van Het gouden ei verdwijnt Saskia spoorloos.
Je gaat in deze opdracht zelf een opsporingsbericht schrijven. Maak Werkblad les 2, Opdracht personages (blz. 6 + 7).(werkboekje/leerlingenmateriaal, Studiewijzers)
Je levert deze opdracht maandag na de 'les' in via Opdrachten.