Het gouden ei: les 1 Introductie

Nederlands
Fictie: toegepast op 'het gouden ei'

Les 1

HAVO 4

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Fictie: toegepast op 'het gouden ei'

Les 1

HAVO 4

Slide 1 - Tekstslide

Periode 2
  • In periode 2 lezen we klassikaal Het Gouden EI.

  • Een boekentoets; Het Gouden Ei van Tim Krabbé.

  • Een toets Taalverzorging

Slide 2 - Tekstslide

Het gouden ei

  • Literaire begrippen die we gaan toepassen op Het gouden ei:
  • verhaalbegin, tijd, ruimte en personages. 
  • titel, spanning, vertelperspectief.
  • fictie, realisme, genre, argumenten/mening
  • (leid)motief, moraal



Slide 3 - Tekstslide

Lezen
10 minuten
timer
2:00

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
...weet je hoe de rest van de periode eruit ziet.
...weet je wat voor type lezer je bent.

Slide 5 - Tekstslide

Waarom lezen mensen?

Slide 6 - Woordweb

Wat is jullie eerste indruk van Het Gouden Ei?

Slide 7 - Open vraag

Wat voor type lezer ben jij?
  • We gaan kijken naar wat voor type lezer jij bent.
  • Er zijn 4 typen lezer:
  • de reflecterende lezer
  • de belevende lezer -> 
  • de herkennende lezer
  • de interpreterende lezer

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Lees de beschrijvingen op de volgende slides.
  • Welk type lezer ben jij?

  • Dit is van belang voor de komende lessen!

Slide 9 - Tekstslide

Reflecterend lezen 

  • Je bent gemotiveerd om boeken voor school te lezen. Je interesseert je vooral voor de inhoudelijke kant van de boeken: ze moeten over psychologische, maatschappelijke of historische onderwerpen gaan. Je hebt ontdekt dat boeken iets vertellen over de wereld om je heen, dat ze je helpen om je eigen ideeën te vormen. Je vindt het ook leuk om over de inhoud van boeken te discussiëren. 

Belevend lezen

  • Eigenlijk houd je (waarschijnlijk) niet van lezen, maar goed als het dan toch moet, lees je bij voorkeur niet al te dikke jeugdboeken en het liefst boeken waarin veel gebeurt. De hoofdpersoon moet van je eigen leeftijd zijn. Jongens lezen dan graag avontuurlijke oorlogsboeken, meisjesboeken gaan over problemen. 

Slide 10 - Tekstslide

Interpreterend lezen

  • Je leest ‘echte’ volwassenenboeken en je hebt ook oog voor hoe de schrijver het verhaal vertelt. De stijl en de opbouw mogen best wat ongewoon zijn, want je wil je wel aanpassen. Ook wil je wel kennismaken met enkele bekende werken uit de canon. Je hebt geleerd om zelf een oordeel te vormen over het boek, op grond van allerhande argumenten. Bovendien kun je al behoorlijk op eigen kracht doordringen in de betekenis van de tekst en het thema vaststellen. Wat je nog niet goed kunt, is overzien wat voor plaats het boek in de literatuur heeft. 

Herkennend lezen

  • Je hebt de (grootste) tegenzin tegen lezen overwonnen en je leest met niet al te veel moeite elk jaar de verplichte boeken. Jeugdliteratuur spreekt je zeker nog aan en ook populaire series, maar boeken met volwassenen in de hoofdrol vind je ook heel aanvaardbaar. Belangrijk is wel dat je je goed met de hoofdpersoon kunt identificeren. Het boek moet ook niet al te verwarrend zijn. 

Slide 11 - Tekstslide

Vul in:
Ik ben een reflecterende / belevende / herkennende / interpreterende lezer.

Geef hierbij kort aan welke kenmerken van dit type lezer je bij jezelf herkent.

Slide 12 - Open vraag

Er zit een bepaalde volgorde in de typen lezers



  • Vul de juiste volgorde in op de volgende slide.

Slide 13 - Tekstslide

Zet in de juiste volgorde van minst enthousiast naar meest enthousiast: de reflecterende lezer, de belevende lezer, de herkennende lezer, de interpreterende lezer

Slide 14 - Open vraag

Aan de slag!
  • Open nu les 1 (Gouden ei) en maak slide 16 t/m 31

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht
  • Lees nu nogmaals de eerste twee pagina's van het boek op (slide 22 + 23)

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Dit fragment is...
A
realistisch
B
niet realistisch

Slide 22 - Quizvraag

Welke 4 vertelperspectieven ken je?

Slide 23 - Open vraag

Van welk vertelperspectief is sprake in dit fragment?
A
alwetende verteller
B
ik-vertelperspectief
C
hij/zij-vertelperspectief
D
wisselende perspectief

Slide 24 - Quizvraag

Wat betekent 'couleur locale'?

Slide 25 - Open vraag

Zoek op Google Maps op waar het eindpunt van DE EERSTE ETAPPE van Rex en Saskia ligt. Plak de link hieronder.

Slide 26 - Open vraag

Zoek op Google Maps op waar het einddoel van Rex en Saskia ligt. Plak de link hieronder.

Slide 27 - Open vraag

Aan welk(e) woord(en) kun je zien in welke tijd het verhaal zich ongeveer afspeelt?

Slide 28 - Open vraag

Lesdoelen:
Ik weet wat ik kan verwachten in periode 2/3
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quizvraag

Lesdoelen:
Ik weet wat voor type lezer ik ben
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quizvraag

Klaar?
Dan mag je verder lezen in het Gouden Ei.

Slide 31 - Tekstslide