BBL Goederenrecht - les 1

Goederenrecht 
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
GoederenrechtMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Goederenrecht 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogensrecht
Het vermogensrecht regelt alles rondom het vermogen. 

Het vermogensrecht bestaat uit:
1. Goederenrecht (= beschrijving van het absolute vermogensrecht)
2. Verbintenissenrecht (=beschrijving van de relatieve rechten; prestaties die personen van elkaar tegoed hebben (altijd een recht en een plicht)

Met allebei de rechtsgebieden gaan jullie deze OP dus aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken vermogensrechten:
Vermogensrechten zijn de rechten waaruit iemands vermogen is opgebouwd. 

Twee kenmerken:
1. op geld waardeerbaar (waarde in geld uitdrukken)
2. je kunt ze overdragen aan een ander

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten vermogensrechten
De kenmerken hebben we net gezien. 
Nu gaan we kijken naar welke soorten vermogensrechten er zijn:

Twee soorten:
1. Absolute rechten 
2. Relatieve rechten 
Om te weten of je met absolute of relatieve rechten te maken hebt, moet je jezelf de vraag stellen ten opzichte van wie je deze rechten kunt handhaven.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Absolute rechten
Rechten die iemand heeft over een goed en die door iedereen gerespecteerd moeten worden. 

Het eigendomsrecht is dus een absoluut recht. 
Voorbeeld: Henk is eigenaar van een auto. Hij mag de auto gebruiken zoals hij dat wil. Hij mag de auto bijv. verkopen of uitlenen. M.a.w. hij heeft de zeggenschap over zijn auto en iedereen om hem heen moet dat respecteren. Anderen mogen de auto niet verkopen, zo maar lenen etc. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Relatieve rechten
Rechten die de ene persoon alleen ten opzichte van die andere persoon heeft. 
Relatieve rechten worden ook wel verbintenissen genoemd.
-> verbintenissenrecht
Voorbeeld: Kai heeft zijn opleiding afgerond en zijn studieboeken voor 200 euro aan Merel verkocht. Maar Merel komt haar betalingsverplichting niet na. Kai kan alleen Merel aanspreken om te betalen. Kai heeft namelijk alleen het recht om van Merel geld te ontvangen en niet van iemand anders. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goederen
Goederen zijn bezittingen (ofwel: de positieve delen van iemands vermogen)

Goederen kunnen we onderscheiden in:
  • Zaken
  • Vermogensrechten

en/of in: 

  • Registergoederen
  • Niet registergoederen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zaken
  • Zijn tastbaar (je kunt ze vastpakken) 
  • Vatbaar voor menselijke beheersing (macht uitoefenen, ergens eigenaar van kunnen zijn)

Geregeld in artikel 3:2 BW.

Voorbeelden van zaken: auto, telefoon, huis, laptop etc. 
Uitzondering: dieren! 


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zaken (vervolg)
Zaken kunnen weer worden onderverdeeld in:
  • onroerende zaken (art. 3:3 lid 1 BW)
  • roerende zaken (art. 3:3 lid 2 BW)

Onroerende zaken: de grond, nog niet gewonnen delfstoffen, de met de grond verenigde beplantingen en gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd. ('niet beweegbaar')
Roerende zaken: alle zaken die niet onroerend zijn. ('beweegbaar')

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De appelboom in de tuin is een...
A
Onroerende zaak
B
Roerende zaak

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De appelboom wordt uitgegraven en in stukken gehakt voor openhaardhout. De appelboom is een...
A
Onroerende zaak
B
Roerende zaak

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Registergoederen vs. niet-registergoederen
Goederen (bezittingen) kunnen ook worden onderverdeeld in:
  • Registergoederen
  • Niet-registergoederen

Om te bepalen of een goed een registergoed is of een niet-registergoed, moet je kijken op welke manier je de goederen kunt overdragen aan een andere persoon. 


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Registergoederen
Registergoed als: overdracht of vestiging van eigendom verplicht is via het openbaar register van het Kadaster.  

Artikel 3:10 BW: Registergoederen zijn goederen voor welker overdracht of vestiging inschrijving in daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is.

Het Kadaster houdt in de openbare registers bij welke rechten gelden op registergoederen (bijv. wie is eigenaar, wat was de koopsom en welke rechten zijn van toepassing?). Dat is een wettelijke taak. Iedereen die een recht wil laten gelden op een registergoed, is verplicht de bijbehorende notariële akten in de openbare registers te laten bijschrijven.  

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden registergoederen 
  • Alle onroerende zaken (zoals grond en woningen - ook nieuwbouwwoningen!);
  • Schepen van meer dan 20 ton
  • Vliegtuigen van meer dan 20 ton

Ben je eigenaar van een registergoed en wil je het eigendom overdragen, dan ben je dus verplicht dit via het openbaar register van het Kadaster te doen (art. 3:10 BW). 

Een makelaar en notaris werken beiden in de registergoederenpraktijk. Een makelaar houdt zich bezig met huizen, bedrijfspanden etc. Als de overdracht geregeld moet worden, maakt de notaris een notariële akte op en zorgt ervoor dat die akte bij het Kadaster terecht komt voor de inschrijving. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Niet register-goederen
Alle goederen die geen registergoederen zijn, zijn niet-register goederen. 

Voor overdracht van eigendom is dus geen inschrijving in de openbare registers noodzakelijk. 


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden niet-registergoederen
  • Laptop
  • Fiets
  • Auto
  • Aanhangwagen 
  • Etc. 

Dit zijn niet-registergoederen, want de eigendom hoeft men niet te registreren bij het Kadaster



Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor niet-registergoederen is overdracht via het openbaar register verplicht volgens de wet.
A
Juist
B
Niet juist

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Absolute rechten

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De wet (BW) kent acht verschillende absolute rechten:

1. Eigendom
2. Erfdienstbaarheid
3. Erfpacht
4. Recht van opstal
5. Appartementsrecht
6. Vruchtgebruik
7. Hypotheekrecht
8. Pandrecht 


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Eigendom
Dit is het meest omvattende recht dat iemand op een zaak kan hebben.  

Een eigenaar mag (binnen de grenzen van de wet) zelf bepalen wat hij met zijn eigendom doet, hoe hij daar mee omgaat etc. en dat moet iedereen respecteren. 

Het eigendomsrecht is geregeld in art. 5:1 e.v. BW. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Erfdienstbaarheid
Verplichting waarmee de ene onroerende zaak ten behoeve van de andere onroerende zaak is belast. 

Een erfdienstbaarheid is het recht om gebruik te maken van een stuk grond (perceel), ook al ben je niet zelf de eigenaar. De eigenaar van het ene erf moet iets dulden dat de eigenaar van het andere erf doet. 

Een (bekend) voorbeeld van een erfdienstbaarheid is het recht van overpad. Bij recht van overpad mag de ene persoon over (een deel van) het erf van de ander lopen of andersom. Het ene erf zal gebruik moeten maken van het andere erf. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Erfdienstbaarheid (vervolg)
Een erfdienstbaarheid ontstaat door:

  • vestiging (afspraak tussen de eigenaren van beide erven middels notariële akte)
  • verjaring (te goeder trouw 10 jaar, niet te goeder trouw 20 jaar)

Erfdienstbaarheid is geregeld in art. 5:70 e.v. BW 


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Erfpacht
Geeft de gebruiker het recht om een onroerende zaak (vaak een stuk grond) van een ander (de eigenaar) langdurig te houden en te gebruiken.

Voorbeeld: een eigenaar die een stuk van zijn land in erfpacht geeft aan een boer voor de teelt van bloembollen. 

Erfpacht is geregeld in art. 5:85 e.v. BW. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Opstal
Geeft het recht om in, op of boven de grond van een ander gebouwen of beplantingen in eigendom te hebben. Opstal kan op een zaak worden gevestigd. 

Let op: er zijn bij opstal twee eigenaren! Bijvoorbeeld de eigenaar van de grond en de eigenaar van de gebouwen die op de grond staan. 
Voorbeeld: de eigenaar van de grond geeft de ander het recht om een schuur(tje) op zijn grond te bouwen, omdat de ander daar weinig ruimte voor heeft. Degene die het schuurtje bouwt, is eigenaar van het schuurtje, maar de eigenaar van de grond blijft eigenaar van die grond. 

Opstal is geregeld in art. 5:101 e.v. BW.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Appartementsrecht
Bij een appartement moet een (juridisch) onderscheid worden gemaakt in:
  1. het recht van gebruik van het eigen appartement
  2. de mede-eigendom van het totale gebouw en de tuin

Als men een appartement koopt, word je mede-eigenaar van het gehele gebouw (samen met de andere appartementseigenaren). Je mag wel alleen jouw eigen appartement bewonen. 
Geregeld in art. 5:106 e.v. BW

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. Vruchtgebruik
Het recht om een goed van een ander te gebruiken en de opbrengst (de vruchten) ervan te genieten. Kan worden gevestigd op een zaak en/of een vermogensrecht. 

Voorbeeld: Mats heeft een groot stuk land met appelbomen. Hij geeft dit stuk land in vruchtgebruik aan de buurman. De buurman heeft daarmee het recht verkregen op de opbrengsten van het stuk land en dus van de appels.
Vruchtgebruik is geregeld in art. 3:201 e.v. BW. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7. Hypotheekrecht
Vorm van zekerheid aan de geldgever (de hypotheeknemer).

Gaat vaak om grote bedragen en de geldgever wil graag de zekerheid dat de lening wordt terugbetaald. Indien niet wordt voldaan aan de betalingsverplichting, kan de geldgever het object waar hypotheekrecht op rust te verkopen. 

Veelgebruikte en sterke vorm van zekerheidsrecht!  

 ingeschreven in alle openbare registers. Voor het vestigen van hypotheekrecht moet u dus altijd naar de notaris. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hypotheek (vervolg)
Kan alleen worden gevestigd op registergoederen! (zoals grond, woning, grote schepen en vliegtuigen) 

Hypotheekrecht wordt gevestigd via een notariële akte, welke vervolgens wordt ingeschreven in de openbare registers bij het Kadaster. Notaris vereist! 

Geregeld in art. 3:227 e.v. BW.




Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8. Pandrecht
Vorm van zekerheid (art. 3:227 e.v. BW). Werkt hetzelfde als hypotheekrecht. 

Verschil? Een pandrecht kan alleen worden gevestigd op niet-registergoederen. Zie je regelmatig bij auto's en inventaris. 

Voorbeeld: Joella heeft geld geleend van Ibrahim. Omdat Ibrahim zeker wil weten dat Joella het geld terug zal betalen, wordt een pandrecht gevestigd op de dure gouden oorbellen van Joella. 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we het soort recht om in, op of boven de grond van een ander gebouwen of beplanting in eigendom te hebben?
A
Erfdienstbaarheid
B
Erfpacht
C
Opstal
D
Vruchtgebruik

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Tot 5 min.
Hoe noemen we het recht dat iemand bijvoorbeeld het pad op de grond van de buurman mag gebruiken om met zijn fiets bij zijn eigen erf te komen?
A
Erfpacht
B
Opstal
C
Erfdienstbaarheid

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hypotheekrecht en pandrecht lijken veel op elkaar. Het verschil is...
A
een pandrecht wordt op niet-registergoederen gegeven
B
een pandrecht wordt op registergoederen gegeven

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verkrijging van goederen
Als je eigenaar wordt van een goed, verkrijg je een goed. 

Koper = verkrijger (verkrijgt het goed)
Verkoper = vervreemder (niet langer eigenaar van het goed)

Twee manier van verkrijgen (art. 3:80 BW): 
1. verkrijging onder algemene titel 
2. verkrijging onder bijzondere titel 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkrijging onder algemene titel
Verkrijging onder algemene titel is een wijze van eigendomsverkrijging door:
a) erfopvolging;
b) boedelmenging; 
c) fusie van bedrijven. 

Bij verkrijging onder algemene titel gaan niet alleen de rechten, maar ook de plichten over. M.a.w.: alle bezittingen en schulden gaan van het ene vermogen over in het andere vermogen. 

De verkrijger treedt als het ware in de schoenen van de vorige eigenaar!

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

a) Erfopvolging
Er is sprake van erfopvolging als het vermogen van de erflater naar zijn/haar erfgenaam/erfgenamen gaat. 

Erfopvolging = verkrijging onder algemene titel. Waarom? Omdat de erfgenamen door erfopvolging het volledige vermogen (zowel bezittingen en schulden). 


Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld:
Tante Elisa heeft in haar testament bepaald dat haar nichtje Eva haar enig erfgenaam is. Eva erft als enig erfgenaam het volledige vermogen van haar tante. 

Dit noemen we verkrijging onder algemene titel, omdat Eva alle bezittingen en alle schulden van haar tante verkrijgt. 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

b) Boedelmenging 
Het samenbrengen van goederen en schulden tot één gemeenschap. 

Dit gebeurt bijv. bij trouwen in gemeenschap van goederen. Als de echtgenoten dan trouwen, smelten de vermogens samen tot één vermogen (oude wetgeving volledig, nieuwe wetgeving alleen na huwelijk). 




Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

c) Fusie van bedrijven 
Twee bedrijven vormen samen één nieuw bedrijf. 

Hier is sprake van als twee bedrijven samengaan en één nieuw bedrijf vormen. Waarom dan sprake van verkrijging onder algemene titel? Door de fusie worden de vermogens van beide bedrijven één nieuw vermogen van het nieuwe bedrijf. 

Voorbeeld: Delhaize en Ahold fuseren tot Ahold Delhaize.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkrijging onder bijzondere titel
Drie vormen van verkrijging (bij wet geregeld, zie art. 3:80 lid 2 BW). 

Bij verkrijging onder bijzondere titel gaat er een afzonderlijk goed over naar het vermogen van een ander persoon. 

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vormen van verkrijging onder bijzondere titel
Er zijn drie vormen bij de wet genoemd, van verkrijging onder bijzondere titel: 
a) overdracht
b) verjaring
c) onteigening

Dit is geregeld in art. 3:80 lid 3 BW. 

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Tina verkoopt haar laptop. Teun is al een lange tijd op zoek naar een laptop en besluit die van Tina te kopen. Tussen Tina (vervreemder) en Teun (verkrijger) ontstaat een koopovereenkomst. Teun krijgt hierdoor alleen het recht van eigendom op deze laptop. Hij verkrijgt deze laptop onder bijzondere titel.

Teun heeft niets te maken met de rest van Tina's vermogen. Dit blijft bij/van haar. 

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

a) Overdracht
Overdracht = aflevering. Bij overdracht willen beide partijen dat een goed overgaat naar de ander (dus dat de ander eigenaar wordt van dat goed). Art. 3:84 BW. 

Overdracht is de meest bekende vorm van verkrijging. 



Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overdracht (vervolg)
Drie eisen voor een geldige overdracht: 
- beschikkingsbevoegdheid 
- geldige titel
- levering 


Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Beschikkingsbevoegdheid
Degene die het goed overdraagt, moet bevoegd zijn over het goed te beschikken. Deze persoon moet het recht zelf hebben om het goed over te kunnen dragen aan een ander. 

Een eigenaar is bevoegd om zijn goed over te dragen (eigendomsrecht). 

De lener, de huurder, de dief en de heler zijn NIET beschikkingsbevoegd. Zij hebben niet het recht om een goed over te dragen aan een ander. 


Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Derdenbescherming
Als een niet beschikkingsbevoegde een goed overdraagt, wordt niet voldaan aan de eisen van overdracht (eis 1 ontbreekt). En dan?

- in principe ongeldige overeenkomst         verkoper kan zijn goed opeisen
- MAAR koper (verkrijger) kan worden beschermd via derdenbescherming
- 'anders dan om niet' en te goeder trouw 

Art. 3:86 BW. 

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Geldige titel 
= de juridische reden voor de overdracht (waarom wordt het goed overgedragen?) 

Bijv. omdat het goed verkocht/gekocht is. Dan is de geldige titel een koopovereenkomst. Een geldige titel kan ook een schenkingsovereenkomst of een ruilovereenkomst zijn. 

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Levering
Voor overdracht is tot slot levering vereist. Het goed moet daadwerkelijk aan de ander worden geleverd.

De wet bepaalt welke handeling(en) vereist zijn (afhankelijk van het te leveren goed):
  • onroerende zaken en andere registergoederen       via een notariële akte en inschrijving in het openbare register bij het Kadaster;
  • roerende zaken en niet-registergoederen        bezitsverschaffing. 

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

b) Verjaring
Als iemand een aantal jaren onafgebroken zich heeft gedragen alsof hij eigenaar van een goed was, kan diegene door verjaring uiteindelijk toch eigenaar van dat goed worden. 
Afhankelijk van het soort goed hoe lang deze periode ('aantal jaren onafgebroken') moet duren. In principe:
- roerende zaken: 3 jaar (te goeder trouw)
- onroerende zaken: 10 jaar (te goeder trouw)
- te kwader trouw: 20 jaar

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

c) Onteigening
Gedwongen overdracht van het eigendomsrecht van particulieren aan de overheid.

Voorbeeld: de gemeente wil een nieuwe weg aanleggen en heeft grond nodig. De gemeente kan de grond onteigenen (de grondeigenaar verliest het eigendomsrecht en de gemeente krijgt de eigendom). 
- Onteigeningsprocedure via de rechtbank
- Schadevergoedingsplicht! 


Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkrijging onder bijzondere titel gaat over:
A
het gehele vermogen
B
een afzonderlijk goed
C
roerende zaken
D
onroerende zaken

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor overdracht gelden drie eisen. Dat zijn: beschikkingsbevoegdheid, levering en...
A
erfopvolging
B
geldige titel
C
boedelmenging
D
bezitsverschaffing

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Om een goed aan een ander te kunnen overdragen moet je het recht hebben dit goed over te kunnen dragen.
A
Waar, want alleen dan ben je beschikkingsbevoegd.
B
Niet waar, een ieder kan een goed aan een ander overdragen.
C
Soms wel, soms niet.

Slide 53 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ook al ben je te kwader trouw, door verjaring kan men toch eigenaar worden van een goed dat niet van hem is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 54 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies