Vermogensrecht les 7 - herhaling H7, 8 en 9

Met welke rechten heb je in het goederenrecht te maken?
A
absolute rechten
B
relatieve rechten
1 / 11
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Met welke rechten heb je in het goederenrecht te maken?
A
absolute rechten
B
relatieve rechten

Slide 1 - Quizvraag

A
Noem de 5 kenmerken van een absoluut recht.

Slide 2 - Open vraag

zeggenschap van persoon over goed
absolute werking
zaaksgevolg
prioriteit
gesloten systeem
(separatist bij zekerheidsrechten)
In art. 3:84 BW staan de drie vereisten voor een geldige overdracht. Bij welk vereiste gaat het mis als derdenbescherming wordt ingeroepen?
A
levering
B
geldige titel
C
beschikkingsbevoegdheid

Slide 3 - Quizvraag

C - art. 3:84 BW markeren!!! 
Welke 3 versies van derdenbescherming dien je te kennen?

Slide 4 - Open vraag

Versie 1 = bij vrijwillig bezitsverlies door échte eigenaar
Versie 2 = bij onvrijwillig bezitsverlies (diefstal)
Versie 3 = bij consumentenkoop

Wat is het verschil tussen de derdenbescherming bij onvrijwillig bezitsverlies, vrijwillig bezitsverlies en consumentenkoop?

Slide 5 - Open vraag

Vrijwillig bezitsverlies + reële tegenprestatie + te goeder trouw

Onvrijwillig bezitsverlies pas NA 3 jaar teruggeëist + reële tegenprestatie + te goeder trouw

(On)vrijwillig bezitsverlies + consumentenkoop + te goeder trouw (geen reële tegenprestatie nodig)
Welke beperkte rechten, niet zijnde zekerheidsrechten, zijn er?
A
eigendom, vruchtgebruik, erfdienstbaarheid, erfpacht, appartementsrecht
B
vruchtgebruik, erfpacht, recht van opstal, erfdienstbaarheid en appartementsrecht
C
vruchtgebruik, erfpacht, recht van opstal en erfdienstbaarheid
D
pandrecht, vruchtgebruik, erfpacht, recht van opstal, erfdienstbaarheid en appartementsrecht

Slide 6 - Quizvraag

B
eigendom = volledig recht
pandrecht = zekerheidsrecht
Wat is het verschil tussen pandrecht en hypotheek?

Slide 7 - Open vraag

Pandrecht = zekerheidsrecht gevestigd op niet-registergoederen en vorderingen
Hypotheekrecht = zekerheidsrecht gevestigd op registergoederen

Waarom noemen we pandrecht en hypotheek zekerheidsrechten?

Slide 8 - Open vraag

Als de schuld niet wordt betaald, mag het goed waarop het zekerheidsrecht rust, verkocht worden

Waarom noemen we pandrecht en hypotheek afhankelijke rechten?

Slide 9 - Open vraag

Kan alleen bestaan bij een vordering

Als je bij de bank een hypothecaire lening neemt, wie is dan hypotheekhouder en wie is hypotheekgever?
A
bank = hypotheekgever jij = hypotheekhouder
B
bank = hypotheekhouder jij = hypotheekgever

Slide 10 - Quizvraag

B
Goed gedaan! 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies