Geef aan onder welke rechtsgebied de volgende vraag valt:
Bram geeft een computer cadeau aan Mieke
A
privaatrecht, vermogensrecht
B
privaatrecht, personen- en familierecht
1 / 48
volgende
Slide 1: Quizvraag
VermogensrechtMBOStudiejaar 2
In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Geef aan onder welke rechtsgebied de volgende vraag valt:
Bram geeft een computer cadeau aan Mieke
A
privaatrecht, vermogensrecht
B
privaatrecht, personen- en familierecht
Slide 1 - Quizvraag
Onder welke rechtsgebied valt: Gerry gaat in loondienst bij 'Keizergracht juristen ' in Heerlen
A
privaatrecht, vermogensrecht
B
privaatrecht, personen- en familierecht
Slide 2 - Quizvraag
Gemeente Heerlen stelt nieuwe tarieven vast voor het afgeven van een paspoort
A
privaatrecht, vermogensrecht
B
publiekrecht, bestuursrecht
Slide 3 - Quizvraag
Bram sluit een overeenkomst met gemeente Heerlen om daar een nieuw netwerk aan te leggen
A
privaatrecht, vermogensrecht
B
publiekrecht, bestuursrecht
Slide 4 - Quizvraag
Bram heeft een omgevings-vergunning nodig van de gemeente om zijn winkel uit te kunnen breiden
A
privaatrecht, vermogensrecht
B
publiekrecht, bestuursrecht
Slide 5 - Quizvraag
Ilonka koopt een fiets van Anna. Het gaat hier om:
A
goederenrecht
B
verbintenissenrecht
Slide 6 - Quizvraag
Door overhandiging van de fiets door Anna, wordt Ilonka eigenaar van de fiets. Het gaat hier om:
A
goederenrecht
B
verbintenissenrecht
Slide 7 - Quizvraag
Ilonka leent haar nieuwe fiets uit aan Lindsey. Het gaat hier om:
A
goederenrecht
B
verbintenissenrecht
Slide 8 - Quizvraag
Lindsey is nu houder van de fiets. Het gaat hier om:
A
goederenrecht
B
verbintenissenrecht
Slide 9 - Quizvraag
Ilonka is eigenaar van de fiets. Het gaat hier om:
A
goederenrecht
B
verbintenissenrecht
Slide 10 - Quizvraag
De bank heeft het hypotheekrecht op de winkel van Wesley. Het gaat hier om:
A
goederenrecht
B
verbintenissenrecht
Slide 11 - Quizvraag
BV Janssen leaset 10 vrachtwagen van Leasemaatschappij Superlease
Fred sluit een koopovereenkomst met fietsenhandelaar Rixt
Dinand wordt eigenaar van een mountainbike
Lex krijgt het opstalrecht om een garage te mogen bouwen op het terrein van zijn neef Maxim
Sophie treedt in dienst als juridisch medewerker bij Advocatenkantoor Semra.
Goederenrecht
Verbintenissenrecht
Goederenrecht
Goederenrecht
Verbintenissenrecht
Verbintenissenrecht
Slide 12 - Sleepvraag
Vermogensrecht = dat deel van het privaatrecht dat de verhouding tussen personen regelt m.b.t. hun vermogen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Relatieve rechten
Absolute rechten
Rechten die men kan handhaven ten opzichte van één enkele persoon
Rechten die men kan handhaven ten opzichte van iedereen. Dit recht is 'geplakt' aan de zaak.
Slide 14 - Sleepvraag
1. Verbintenissenrecht is dat deel van het vermogensrecht dat betrekking heeft op de rechtsverhouding tussen twee personen met betrekking tot hun vermogen. 2. Goederenrecht is dat deel van het vermogensrecht dat betrekking heeft op de rechtsverhouding van een persoon tot een goed.
A
1 & 2 zijn juist
B
1 is juist, 2 onjuist
C
allebei zijn onjuist
Slide 15 - Quizvraag
Geef een voorbeeld van zaken 3:2 BW
Slide 16 - Woordweb
Geef een voorbeeld van een vermogensrecht 3:6 BW
Slide 17 - Woordweb
Is de lucht een goed volgens art. 3:1 BW?
A
Ja, lucht is een zaak
B
ja, lucht is een vorderingsrecht
C
nee, lucht is geen zaak en geen vorderingsrecht
Slide 18 - Quizvraag
Is de een spaartegoed van € 1.000,- op de bank een goed volgens art. 3:1 BW?
A
Ja, het is een zaak
B
Ja, het is een vorderingsrecht
C
nee, het is geen zaak en geen vorderingsrecht
Slide 19 - Quizvraag
Is een fiets volgens art. 3:3 BW een roerende zaak?
A
ja, een fiets is een roerende zaak
B
nee, een fiets is een onroerende zaak
Slide 20 - Quizvraag
Is een bloemkool op het land (in de grond) volgens art. 3:3 BW een roerende zaak?
A
ja, dit is een roerende zaak
B
nee, dit is een onroerende zaak
Slide 21 - Quizvraag
Is een bloemkool in de winkel volgens art. 3:3 BW een roerende zaak?
A
ja, dit is een roerende zaak
B
nee, dit is een onroerende zaak
Slide 22 - Quizvraag
Is een bouwkeet op een bouwterrein volgens art. 3:3 BW een roerende zaak?
A
ja, dit is een roerende zaak
B
nee, dit is een onroerende zaak
Slide 23 - Quizvraag
Is een huis volgens art. 3:3 BW een roerende zaak?
A
ja, dit is een roerende zaak
B
nee, dit is een onroerende zaak
Slide 24 - Quizvraag
Is dit een hoofdzaak of bestanddeel volgens art. 3:4 BW? Een stuur in een auto
A
hoofdzaak
B
bestanddeel
Slide 25 - Quizvraag
Is dit een hoofdzaak of bestanddeel volgens art. 3:4 BW? Een nieuw stuur, dat los in de kofferbak van de auto ligt.
A
hoofdzaak
B
bestanddeel
Slide 26 - Quizvraag
Is dit een hoofdzaak of bestanddeel volgens art. 3:4 BW? De 'race-striping', een stevig vastgeplakte witte streep over de hele zijkant van de auto
A
hoofdzaak
B
bestanddeel
Slide 27 - Quizvraag
De eigenaar van de hoofdzaak wordt de eigenaar van het bestanddeel. Hoe noemen we dit?
A
Erfopvolging
B
Verkrijging onder algemene titel
C
Natrekking
Slide 28 - Quizvraag
Registergoed of niet-registergoed? Een zeilboot:
A
registergoed
B
niet-registergoed
Slide 29 - Quizvraag
Registergoed of niet-registergoed? Een vrachtschip:
A
registergoed
B
niet-registergoed
Slide 30 - Quizvraag
Registergoed of niet-registergoed? Een hypotheek:
A
registergoed
B
niet-registergoed
Slide 31 - Quizvraag
Welke termen zijn van toepassing op het spaartegoed dat Imre heeft bij de Rabobank? Welke 2 antwoorden zijn juist?
A
Niet-registergoed
B
Onroerende zaak
C
Roerende zaak
D
Vermogensrecht
Slide 32 - Quizvraag
Onno leent de Playstation van Raoul. Hij heeft het nog niet teruggegeven. Wat is de juridische relatie van Onno tot de Playstation?
A
Onno is bezitter
B
Onno is eigenaar
C
Onno is houder
Slide 33 - Quizvraag
Beschikkingsbevoegdheid van de vervreemder is een van de eisen die de wet stalt aan een geldige overdracht (3:84 BW). Wat is de juiste omschrijving van beschikkingsbevoegdheid?
A
De vervreemder moet handelingsbekwaam zijn
B
De vervreemder moet het eigendomsrecht over de te vervreemden zaak hebben
C
De vervreemder moet de zaak bezitten
Slide 34 - Quizvraag
Mo neemt een mooie schelp mee die hij op het strand heeft gevonden. Hoe is hij hier eigenaar van geworden?
A
Inbezitneming/
toe-eigening
B
Natrekking
C
Vinderschap
D
Zaaksvorming
Slide 35 - Quizvraag
Welke kenmerken horen bij hypotheek en pand? Meerdere antwoorden mogelijk.
A
Afhankelijk recht
B
Beperkt recht
C
Genotsrecht
D
Zekerheidsrecht
Slide 36 - Quizvraag
Ayla krijgt van haar oma het recht om tot haar 21e verjaardag de rente te ontvangen op de bankrekening van oma. Van welk beperkt recht is hier sprake?
A
Erfdienstbaarheid
B
Recht van erfpacht
C
Recht van pand
D
Recht van vruchtgebruik
Slide 37 - Quizvraag
Als ik eigenaar ben van een tennisracket, dan heb ik het ....... recht erop
A
Relatieve
B
Absolute
Slide 38 - Quizvraag
Absolute rechten hebben 5 kenmerken. Koppel het kenmerk aan de betekenis ervan.
Derdenwerking
Zaaksgevolg
Prioriteit
Rechthebbende wordt seperatist
Gesloten systeem
De werking van een absoluut recht t.ov. anderen
Het recht volgt de zaak
Voorrang, waardoor een ouder absoluut recht voor een nieuwer absoluut recht gaat.
Iemand heeft het recht om zijn rechten uit te oefenen alsof er geen faillissement is
Een systeem (van zakelijke rechten) waaraan door de burgers geen nieuwe kunnen worden toegevoegd.
Slide 39 - Sleepvraag
Thijs koopt een huis met een leuk tuinhuisje. Daar kan hij alleen komen als hij over het pad van de buren mag lopen. Welk zakelijk recht moet hij vestigen?
A
Recht van opstal
B
Erfpacht
C
Erfdienstbaarheid
D
Appartementsrecht
Slide 40 - Quizvraag
Erfpacht
Appartementsrecht
Vruchtgebruik
Pandrecht
Slide 41 - Sleepvraag
Wanneer vervalt het recht van hypotheek (als afhankelijk recht)?
A
Als de hypotheekverlener stopt met het betalen van de geldlening.
B
Als de geldlening is afbetaald.
Slide 42 - Quizvraag
1. Bij verkrijging onder bijzondere titel gaat een afzonderlijk goed over naar het vermogen van de andere persoon zonder ook de plichten van die persoon te krijgen. 2. Bij verkrijging onder algemene titel krijgt iemand zowel de rechten als de plichten van een ander.
A
Allebei zijn juist
B
Allebei zijn onjuist
Slide 43 - Quizvraag
3:84 BW regelt de overdracht. De eisen zijn 1. Geldige titel 2. Beschikkingsbevoegdheid vervreemder 3. Levering Welke van de stellingen zijn juist? Kunnen meerdere antwoorden zijn.
A
De lener, de huurder en de dief zijn beschikkingsbevoegd.
B
De geldige titel betekent de juridische reden voor overdracht.
C
Voor een geldige overdracht is betaling nodig.
D
Overhandiging, het geven van een sleutel, notariële akte en inschrijving in het kadaster zijn allemaal leveringshandelingen.
Slide 44 - Quizvraag
Als je eigenaar bent mag je alles. Is dat juist? Meerdere antwoorden mogelijk.
A
Ja, als eigenaar ben je tot alles bevoegd.
B
Nee natuurlijk niet, je mag anderen geen schade toebrengen.
C
Nee, extra beperkingen over het burenrecht staan in de wet.
Slide 45 - Quizvraag
Je kan bezitter zijn, maar ook houder. Welke van de 2 is geen eigenaar?
A
De bezitter, want als je iets bezit heb je het gestolen.
B
De houder, want deze houdt het altijd voor een ander en is nooit de eigenaar.
Slide 46 - Quizvraag
Bij derdenbescherming wordt de derde beschermd tegen een beschikkingsonbevoegde vervreemder. Wat zijn de vereisten?
A
Derde is te goeder trouw
B
Derde heeft een reëel bedrag betaald
C
De levering heeft plaatsgevonden
D
De derde heeft de zaak bij een winkel gekocht
Slide 47 - Quizvraag
Bij derdenbescherming heeft B de zaak gestolen en dus niet vrijwillig van A gekregen. Heeft de derde dan derdenbescherming (als aan de vereisten is voldaan)?
A
Ja hoor, want aan alle eisen voldaan.
B
Nee hoor, als B de zaak heeft gestolen dan niet.
C
Nee, als B de zaak heeft gestolen niet, pas na 3 jaar.