Koppelwerkwoorden koppelen altijd een eigenschap aan het onderwerp in de zin. Ze zijn onderdeel van het
naamwoordelijk gezegde (het onderwerp van de zin is of wordt iets).
We kennen de volgende koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.
Jullie presentatie is [heel grappig].
Olivia wordt [snel boos].
Bart blijft de hele dag op zijn kamer.