Bijles les 5 havo 2

Les 5 9/6
Blok 5 lezen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Les 5 9/6
Blok 5 lezen

Slide 1 - Tekstslide

Blok 1
Bekende begrippen uit klas 1: 
- tekstdoelen en tekstsoorten
- inleiding, middenstuk, slot
- alinea's en onderwerp van de tekst

Slide 2 - Tekstslide

Blok 1: publiek
Een schrijver schrijft voor een bepaald publiek. Vooraf denkt hij na over dit publiek. Het moet voor dit publiek begrijpelijk zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Blok 2
Bekende begrippen uit klas 1:
- hoofdzaak: belangrijkste zaken uit een tekst
- bijzaak: minder belangrijke zaken uit een tekst 
- hoofdgedachte: kortste samenvatting van de tekst (in 1 zin, geen vraagzin)

Slide 4 - Tekstslide

Blok 2: alineaopbouw
Kernzin: belangrijkste mededeling uit de alinea
(hoofdzaken!)

De rest van de alinea is toelichting, uitleg, voorbeelden (bijzaken!)

Slide 5 - Tekstslide

Blok 2: alineaopbouw
Er zijn meer mogelijkheden:
- geen kernzin
- tweede zin is kernzin (eerste zin is inleidend)
- kernzin in het midden van de alinea
- twee kernzinnen

Slide 6 - Tekstslide

Blok 3
Bekende begrippen uit klas 1:
- tekstopbouw: inleiding (hoe en doel?), middenstuk (doel?), slot (hoe en doel?)
- alineaopbouw: kernzin + toelichting/uitleg/voorbeelden
- verwijswoorden: die, dat, deze etc

Slide 7 - Tekstslide

Blok 3: tekstverbanden 
Tekstverband: alineaverband en zinsverband
Alinea's en zinnen horen bij elkaar. Dit kun je herkennen aan signaalwoorden.

In dit blok leer je er drie.

Slide 8 - Tekstslide

Blok 3: tekstverbanden
Uitspraak-opsomming: na een uitspraak worden verschillende dingen achter elkaar opgenoemd.
daarnaast, bovendien, nog, verder, ook
Uitspraak-tegenstelling: na een uitspraak wordt meteen het tegenovergestelde beweerd.
maar, daarentegen, echter, integendeel
Uitspraak-voorbeeld: een uitspraak wordt gevolgd door voorbeelden
als, bijvoorbeeld, zoals, zo

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht
1. uitspraak-opsomming: ook, verder, bovendien, nog
2. uitspraak-tegenstelling: maar, daarentegen, echter 
3. uitspraak-voorbeeld: bijvoorbeeld, zoals, zo

Opdracht: maak 3 zinnen. In elke zin verwerk je een verband. (uitspraak - verband)

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeldzinnen
1. Mijn moeder wil groente en fruit kopen.
Ten eerste vind ik het heel erg leuk om naar school te gaan en ten tweede leer ik er veel van.
2. Mijn oom is erg avontuurlijk (uitspraak). Mijn tante daarentegen is dat helemaal niet (tegenstelling).
3. Ik zou graag een tweede taal leren (uitspraak), zoals Spaans (voorbeeld).

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeldvraag toets

Slide 12 - Tekstslide

Antwoord
signaalwoorden: als eerste + vervolgens
verband: opsomming
delen: uitspraak = De Romeinen ...nieuwe uit, opsomming = een omzoomd kamp met wachttorens op een strategische plek opzetten + de watervoorziening afsnijden

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeldvraag toets

Slide 14 - Tekstslide

Antwoord

Slide 15 - Tekstslide

Antwoord
Een jaar overdoen op de middelbare school, daar schiet niemand wat mee op. (uitspraak)
Zittenblijven kan een goede manier zijn om te voorkomen dat jongeren zonder diploma thuis komen te zitten.(tegenstelling)

Te zien aan het signaalwoord: toch

Slide 16 - Tekstslide

Blok 4
Herhaling van:
- alineaopbouw
- signaalwoorden
- hoofd- en bijzaken

Slide 17 - Tekstslide

Blok 4 verbindingsmanieren
Er zijn 4 manieren waarop alinea's met elkaar verbonden kunnen zijn:
1. gebruik van signaalwoorden
2. door herhaling
3. door overgangszinnen met een verwijzing
4. door aankondigende zinnen

Slide 18 - Tekstslide

Blok 5
Herhaling van:
- alineaopbouw
- signaalwoorden
- hoofd- en bijzaken en hoofdgedachte
- objectief en subjectief (feiten en meningen)

Slide 19 - Tekstslide

Blok 5 mening, (tegen)argument
Een mening is iets wat iemand vindt. Om lezers hiervan te overtuigen, gebruikt een schrijver argumenten. Dit zijn redenen waarom iemand iets vindt. 
Als iemand het hiermee niet eens is, kan hij een tegenargument gebruiken.

Slide 20 - Tekstslide

Blok 5 oefening

Slide 21 - Tekstslide

Blok 5
1. Wat is de mening/uitspraak die in tekst 3 wordt gegeven?
2. Met welke argumenten wordt dit onderbouwd?
3. Bedenk zelf een tegenargument.

Slide 22 - Tekstslide

Blok 5 oefening

Slide 23 - Tekstslide

Blok 5
Mening: De schrijver vindt de roltrap een overbodige uitvinding.
Argumenten: 
- het is slecht voor het milieu, want het kost veel elektriciteit 
- het is slecht voor de conditie van heek wat mensen
Tegenargument?

Slide 24 - Tekstslide

Blok 5: tekstverbanden
Er komen 4 nieuwe alineaverbanden bij.
- middel-doel: waarmee, daarmee, door middel van
- oorzaak-gevolg: daardoor, hierdoor, doordat, zodat
- uitspraak-vergelijking: zoals, hetzelfde, in vergelijking met
- uitspraak-reden: daarom, want, omdat

Slide 25 - Tekstslide

Blok 5
Twee delen van een verband:
middel - doel
uitspraak - tegenstelling
uitspraak - reden
etc
En hiertussen staat een signaalwoord!

Slide 26 - Tekstslide

Einde
Volgende week: blok 6 (herhaling) met mevr. Van Twuijver


Heel veel succes met de laatste loodjes en de toetsweek! En vooral met NE natuurlijk!

Slide 27 - Tekstslide