3B - 1.1

Hoofdstuk 1: Behoeften
Paragraaf 1.1: Keuzes maken
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1: Behoeften
Paragraaf 1.1: Keuzes maken

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
  1. korte uitleg paragraaf 1.1
  2. opdrachten maken
  3. afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Soorten behoeften

Slide 3 - Tekstslide

Behoeften
Behoeften
basisbehoeften

Slide 4 - Tekstslide

Behoeften
Behoeften
basisbehoeften
(heb je nodig om te kunnen leven)

Slide 5 - Tekstslide

Behoeften
Behoeften
basisbehoeften
overige behoeften
(heb je nodig om te kunnen leven)

Slide 6 - Tekstslide

Behoeften
Behoeften
basisbehoeften
overige behoeften

Slide 7 - Tekstslide

Basisbehoeften
Overige behoeften

Slide 8 - Sleepvraag

kopen
Als je iets koopt, consumeer je. 

Slide 9 - Tekstslide

kopen
Als je iets koopt, consumeer je. 
Iemand die iets koopt, is een consument.

Slide 10 - Tekstslide

Goederen en diensten

Slide 11 - Tekstslide

Goederen en diensten
Een goed = tastbaar


Slide 12 - Tekstslide

Goederen en diensten
Een goed = tastbaar

Een dienst = niet tastbaar

Slide 13 - Tekstslide

Goederen en diensten
Een goed = tastbaar

Een dienst = niet tastbaar
Een dienst is iets dat een bedrijf of persoon doet voor een ander.

Slide 14 - Tekstslide

Een vliegreis kopen (vraag 6)
A
een goed
B
een dienst

Slide 15 - Quizvraag

Een duikmasker kopen (vraag 6)
A
een goed
B
een dienst

Slide 16 - Quizvraag

een film in de bioscoop zien (vraag 6)
A
een goed
B
een dienst

Slide 17 - Quizvraag

een broodje gezond kopen (vraag 6)
A
een goed
B
een dienst

Slide 18 - Quizvraag

Noodzakelijke en luxe behoeften
Let op: verschilt per persoon!

Slide 19 - Tekstslide

vraag 14: noodzakelijke of luxe behoefte?
noodzakelijke behoefte
Luxe behoefte

Slide 20 - Sleepvraag

Je kunt niet alles consumeren door:
  • Gebrek aan geld
  • Gebrek aan tijd



Slide 21 - Tekstslide

Je kunt niet alles consumeren door:
  • Gebrek aan geld
  • Gebrek aan tijd


Je moet dus kiezen wat je het belangrijkst vindt. Je moet prioriteiten stellen

Slide 22 - Tekstslide

Bekijk de bron. Stel: je bent 18 uur per week bezig bent met je hobby’s. Je sport 7 uur per week, je luistert 2 uur naar muziek, je bent 4 uur bezig met games en je besteedt 5 uur aan het uitgaan met vrienden.

Vul de ontbrekende gegevens van het cirkeldiagram in.

Vraag 23

Slide 23 - Tekstslide

Gebrek aan tijd (vraag 23)
opdr

Slide 24 - Tekstslide

Bekijk de bron. Stel: je bent 18 uur per week bezig bent met je hobby’s. Je sport 7 uur per week, je luistert 2 uur naar muziek, je bent 4 uur bezig met games en je besteedt 5 uur aan het uitgaan met vrienden.

Vul de ontbrekende gegevens van het cirkeldiagram in.

Vraag 23

Slide 25 - Tekstslide

Bekijk de bron. Stel: je bent 18 uur per week bezig bent met je hobby’s. Je sport 7 uur per week, je luistert 2 uur naar muziek, je bent 4 uur bezig met games en je besteedt 5 uur aan het uitgaan met vrienden.

Vul de ontbrekende gegevens van het cirkeldiagram in.

Vraag 23

Slide 26 - Tekstslide

Bekijk de bron. Stel: je bent 18 uur per week bezig bent met je hobby’s. Je sport 7 uur per week, je luistert 2 uur naar muziek, je bent 4 uur bezig met games en je besteedt 5 uur aan het uitgaan met vrienden.

Vul de ontbrekende gegevens van het cirkeldiagram in.

Vraag 23

Slide 27 - Tekstslide

Bekijk de bron. Stel: je bent 18 uur per week bezig bent met je hobby’s. Je sport 7 uur per week, je luistert 2 uur naar muziek, je bent 4 uur bezig met games en je besteedt 5 uur aan het uitgaan met vrienden.

Vul de ontbrekende gegevens van het cirkeldiagram in.

Vraag 23
De blauwe sector betekent....
Je bent hiermee ... uur bezig.
Licht oranje = ..................
Je bent hiermee ...... uur bezig. 

Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak bladzijde 8, 9 en 10 van je werkboek.
Let op: schrijf berekeningen op!


Klaar? Dan mag je de opdrachten nakijken. 

Slide 29 - Tekstslide