- Lees in drie rondes.
- Arceer en schrijf in de tekst.
- Het antwoord staat in de tekst, meestal vlak achter het uitgekozen tekstgedeelte. Blijf zo dicht mogelijk bij de tekst bij het geven van je antwoord.
- Geef antwoord in korte, duidelijke, enkelvoudige zinnen.
- Herhaal de vraag in je antwoord.
- Noteer waar nodig het woordtotaal achter het antwoord.
- Een citaat schrijf je tussen aanhalingstekens (".."). Noteer het regelnummer achter het citaat.
- Schrijf opsommingen of verschillende onderdelen onder elkaar en nummer ze.