- Geef antwoord in enkelvoudige, korte zinnen.
- Herhaal de vraag in je antwoord.
- Noteer waar nodig het woordtotaal achter het antwoord.
- Een citaat schrijf je tussen aanhalingstekens ("..."). Noteer het regelnummer achter het citaat. Let op: woorden, woordgroepen, zinsdelen, zinnen.
- Schrijf opsommingen of verschillende onderdelen onder elkaar en nummer ze.
- Lees goed of je in hele zinnen moet antwoorden.
- Je mag altijd delen uit de tekst overnemen, tenzij er staat dat je in eigen woorden moet antwoorden.
- Check na het beantwoorden van de vraag of je ook daadwerkelijk hebt gedaan wat er van je wordt gevraagd.