2 havo voorbereiden PTO 3 zinsdelen

persoonsvorm
zinsdelen
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
naamwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Wat weet je nog? Bespreek in tweetallen hoe je de zinsdelen vindt.
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

persoonsvorm
zinsdelen
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
naamwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Wat weet je nog? Bespreek in tweetallen hoe je de zinsdelen vindt.

Slide 1 - Tekstslide

weet je hoe je de zinsdelen vindt?
Maak de taak van NUMO

niet? Doe straks met docent mee met oefenen.

Slide 2 - Tekstslide

naamwoordelijk gezegde

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide


Dit noem je het werkwoordelijk gezegde
Dit noem je het naamwoordelijk gezegde

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Ibrahim fietst naar huis.
Ibrahim heeft naar huis gefietst.

Slide 7 - Tekstslide

Zij zou de theekopjes ongewassen in de kast hebben willen zetten.

Wat is het belangrijkste werkwoord?
A
zou
B
hebben
C
willen
D
zetten

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het hoofdwerkwoord?
Melek heeft een voldoende gekregen.

Slide 9 - Open vraag

Wat is het hoofdwerkwoord?
Hij is vandaag vijftien geworden.

Slide 10 - Open vraag

De politie heeft drugslabs ontmanteld in Brabant en Limburg.
A
heeft= hulpwerkwoord
B
ontmanteld=hulpwerkwoord

Slide 11 - Quizvraag

Je zoekt eerst het belangrijkste werkwoord in de zin.
Je kijkt dan of het een koppelwerkwoord is.
                       zijn-worden-blijven-
                       blijken-lijken-schijnen-
                       heten-dunken-voorkomen

Slide 12 - Tekstslide


Ik word later tandarts.
1.Zoek het hoofdwerkwoord.
2.Is het hoofdwerkwoord zelfstandig of koppel?

Slide 13 - Open vraag


Hij wil gaan fietsen.
1.Zoek het hoofdwerkwoord.
2.Is het hoofdwerkwoord zelfstandig of koppel?

Slide 14 - Open vraag

Kinderen willen niet graag meer buitenspelen
A
willen= hww buitenspelen=zww
B
willen=hww buitenspelen=kww

Slide 15 - Quizvraag

Ik wil dansen!
A
dansen = zww wil= hww
B
dansen = kww wil=hww
C
dansen=zww wil=kww

Slide 16 - Quizvraag

Onze dokter was toen weer drie kilo aangekomen.
A
was = hww aangekomen = zww
B
was = zww aangekomen = zww
C
was = hww aangekomen = hww
D
was=kww aangekomen=zww

Slide 17 - Quizvraag

stap 1 persoonsvorm
stap 2 onderwerp
stap 3 kijk naar het hoofdwerkwoord. Is het een koppelwerkwoord?
stap 4. Zoek een woord dat iets zegt over het onderwerp

Je hebt dan het naamwoordelijk gezegde gevonden.
Mijn mobiel/ is /kapot. [persoonsvorm]
Mijn mobiel/is /kapot [ onderwerp]
is= hoofdwerkwoord /koppelwerkwoord
Mijn mobiel /is /kapot [ zegt iets over het onderwerp]
is kapot [ naamwoordelijk gezegde]


Slide 18 - Tekstslide

stap 1 persoonsvorm
stap 2 onderwerp
stap 3 kijk naar het hoofdwerkwoord. Is het een koppelwerkwoord?
stap 4. Zoek een woord dat iets zegt over het onderwerp

Je hebt dan het naamwoordelijk gezegde gevonden.
Hij lijkt mij erg aardig. [persoonsvorm]
Hij lijkt mij erg aardig. [ onderwerp]
?= hoofdwerkwoord /koppelwerkwoord
Hij lijkt mij erg aardig.[ zegt iets over het onderwerp]
[ naamwoordelijk gezegde]


Slide 19 - Tekstslide

koppelwerkwoorden
zijn
worden
blijven
blijken
lijken
schijnen
heten
dunken
voorkomen

Slide 20 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Link


Wat is het dikgedrukte deel in de volgende zin?

Met mijn moeder praat ik wel eens over de toekomst.
A
een compleet zinsdeel
B
een stuk van een zinsdeel

Slide 23 - Quizvraag


Wat is het dikgedrukte deel in de volgende zin?
Deze dieren hebben meestal veel te weinig ruimte in hun hokken.
A
een zinsdeel
B
twee zinsdelen

Slide 24 - Quizvraag


Wat is het dikgedrukte deel in de volgende zin?

Spelformulieren zijn verkrijgbaar bij alle postkantoren.
A
een compleet zinsdeel
B
een stuk van een zinsdeel

Slide 25 - Quizvraag


Wat is het dikgedrukte deel in de volgende zin?

Het reizen per Intercity wordt steeds leuker.
A
een compleet zinsdeel
B
een stuk van een zinsdeel

Slide 26 - Quizvraag


Wat is het dikgedrukte deel in de volgende zin?

De eerste Pizza Hut opende in augustus op station Tilburg.
A
een compleet zinsdeel
B
een stuk van een zinsdeel

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 29 - Open vraag

Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Slide 32 - Open vraag

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?

Slide 33 - Open vraag

bijwoordelijke bepaling

wanneer
waar
hoe

Slide 34 - Tekstslide

Numo

Slide 35 - Tekstslide