ASS Les 1

ASS
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
maatschappelijke zorgMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

ASS

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inleiding

Slide 2 - Tekstslide

Autisme is een vaak voorkomende stoornis.
Iedereen heeft een bepaald beeld hiervan.
Vaak is dit beeld gebaseerd op films.
Autisme kent echter duizenden variaties.
Iedereen met kenmerken van autisme heeft zijn eigen combinatie van kenmerken. 
Waar denk je aan bij autisme?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Lesinhoud
  • Definitie van een autismespectrumstoornis
  • Een autistisch spectrum
  • Oorzaken van de autismespectrumstoornis
  • Klassiek autisme, Asperger, PDD-NOS, Syndroom van Rett



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Definitie van een autismespectrumstoornis


Een ASS is een stoornis waarmee je wordt geboren en die invloed heeft op de ontwikkeling van de hersenen. 




Slide 6 - Tekstslide

Typische kenmerken op twee gebieden:
Beperkingen in de sociale communicatie en sociale interactie.
Vertonen van repetitief gedrag en specifieke interesses. 
Sinds de invoering van een nieuw diagnostisch handboek (DSM V)
Krijgen mensen alleen nog de diagnose autismespectrumstoornis in een milde of ernstige vorm.
ASS bevat verschillende vormen, welke vormen ken jij?

Slide 7 - Open vraag

De term autismespectrumstoornis/ASS omvat de verschillende vormen:
Klassiek autisme,
Syndroom van Asperger,
PDD-NOS
syndroom van Rett.
Sinds de invoering van een nieuw diagnostisch handboek (DSM V)
Krijgen mensen alleen nog de diagnose autismespectrumstoornis in een milde of ernstige vorm.

Een autistisch spectrum

Slide 8 - Tekstslide

1% van alle Nederlanders heeft een vorm van autisme(ongeveer 190.000). 
ASS komt vier keer vaker voor bij jongens dan bij meisjes. 
Meer dan de helft van de mensen met ASS heeft een normale tot bovennormale intelligentie. Zo’n 30 tot 50% heeft een verstandelijke beperking.

Slide 9 - Tekstslide

Autisme uit zich op veel verschillende manieren.
Daarom wordt er gesproken van een spectrum.
Je kunt het vergelijken met een streepjescode.
Elk streepje staat voor een kenmerk van autisme.
Ieder individu heeft een gedeelte van de streepjes, lang niet allemaal.
Daarom is elke combinatie anders en heeft autisme zoveel verschillende uitingsvormen.

Oorzaken van de autismespectrumstoornis

Slide 10 - Tekstslide

Autisme heeft meerdere oorzaken:
waarvan de biologische oorzaken op dit moment het meest onderzocht worden.
Welke oorzaken precies een rol spelen, is nog niet bekend.
Wel is duidelijk dat autisme erfelijke factoren kent.
Als je ouders autisme hebben, is de kans groter dat jij er ook mee geboren bent.
Het gaat overigens alleen om een grotere kans.
Naast biologische factoren spelen ook omgevingsfactoren een rol:
Leeftijd van de ouders, Voorgeschiedenis van mishandeling bij de moeder,Risicofactoren tijdens zwangerschap en geboorte, infecties tijdens de zwangerscha (bof)
Er zijn ook andere theorieën over het ontstaan van autisme:
bijwerking kan zijn van vaccinaties
een glutenintolerantie 
Heb jij te maken (gehad) met cliënten met ASS op je stage?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Klassiek autisme

Slide 13 - Tekstslide

Beperkingen in de sociale interactie zijn bijvoorbeeld:
Niet in slagen om vriendjes te maken,
Praten met een uitdrukkingsloos gezicht,
Moeilijk vinden om een normaal gesprek te voeren.
Voorbeelden van beperkingen in de verbale communicatie zijn:
het gebruiken van aparte woorden of het herhalen van zinnetjes omdat het ritme zo mooi klinkt.
De beperkte, zich herhalende stereotiepe patronen van gedrag zijn bijvoorbeeld:
Fladderen met de handen
Urenlang kunnen staren naar een draaiende wasmachine of een rijdend modeltreintje.
Klassiek autisme is de eerste vorm van autisme die beschreven werd
Van de mensen met klassiek autisme heeft 80% ook een verstandelijke beperking. 
Syndroom van Asperger

Slide 14 - Tekstslide

Mensen met het syndroom van Asperger kunnen goed praten en leren, maar het aangaan en onderhouden van sociale contacten en het begrijpen van communicatie is voor hen moeilijker.
Normale of bovennormale intelligentie.
Ze praten graag en veel, maar begrijpen de boodschappen van anderen soms verkeerd.
Gezichtsuitdrukkingen
Grapjes
Nemen figuurlijke uitspraken letterlijk
Zien tijdens een gesprek niet dat de ander niet meer geïnteresseerd is.
Door hun intelligentie slagen sommigen er vrij goed in om hun tekortkomingen te compenseren.
Ze merken op wanneer hun gedrag niet past in de situatie. Ze leren hieruit en kunnen na verloop van tijd hun gedrag aanpassen. 
PDD-NOS

Slide 15 - Tekstslide

PDD-NOS is in het Nederlands voluit: pervasieve ontwikkelingsstoornis-niet anders omschreven.
Iedereen met kenmerken van autisme, maar niet voldoende kenmerken om de diagnose te kunnen stellen,
kreeg het label PDD-NOS.
Uiteenlopend gedrag:
Moeilijkheden bij de sociale interactie.
Hebben niet in de gaten wat de ander bedoelt
Lichaamstaal van mensen niet goed kunnen interpreteren.
Drukken zich op een aparte manier uit
Sociale contacten lopen moeizaam.
Moeite om overzicht te houden en te plannen.
Obsessieve interesse in een bepaald gebied.
Syndroom van Rett

Slide 16 - Tekstslide

Fasen van ontwikkeling worden afgewisseld met fasen van achteruitgang.
Tot de leeftijd van 6 tot 18 maanden ontwikkelt het kind, meestal een meisje, zich normaal. (1e fase)
Daarna vertraagt de ontwikkeling en stopt deze tijdelijk.
Het kind verliest vaardigheden die het al verworven had:
Lopen
Woorden uitspreken
Na verloop van tijd kan het kind de handen niet meer doelgericht gebruiken. (typische handenwringende bewegingen)
Eerst sociaal en contact maken, laat het nu steeds meer autistisch gedrag zien.
Vaak krijgt het ook last van epileptische aanvallen.
In de derde fase verbetert het gedrag weer, het kind maakt opnieuw meer contact.
De vierde fase van achteruitgang komt niet bij iedereen voor. 
Gedrag wordt bepaald door hoe iemand de wereld waarneemt

Iemand met autisme neemt de wereld op een andere manier waar. 
De informatie die binnenkomt, krijgt een andere vertaling. 





Slide 17 - Tekstslide

Het gedrag is daarom soms verrassend anders en op het eerste gezicht onbegrijpelijk. 
Huiswerk voor volgende week
Boomdigitaal opdrachten: 1, 3 & 6

Bekijk de opdracht "Beroepsproduct" in de themakaart en neem je vragen mee naar de volgende les.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Centrale coherentie
Hersenen zijn in staat zijn losse informatie te verwerken tot een betekenisvol geheel
  • Hoofd- en bijzaken van elkaar kunnen scheiden. 

Bijvoorbeeld als je twee bollen vacht ziet, vier poten, een bewegend lang uitsteeksel en twee ogen. 
Dan vertalen je hersenen dit onmiddellijk in ‘kat’. 

Als je zinnen achter elkaar leest, maken je hersenen hier automatisch een betekenisvol verhaal van. 

Door de centrale coherentie van je denken, krijgt je wereld betekenis. 
  • Je hoeft hier meestal niet over na te denken, je hersenen doen dit automatisch. 
  • Denken en reageren gaat snel. 
  • Je ziet gemakkelijk verbanden en krijgt overzicht.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen van een zwakke centrale coherentie
Mensen met autisme hebben vaak een zwakke centrale coherentie, ze zien de wereld als een berg losse onderdelen. 
Tussen deze onderdelen leggen hun hersenen niet automatisch verbanden. 
  • Geen onderscheid tussen wat belangrijk is en wat niet. 
  • Gericht op details.

Stel je voor dat je op een vreemde planeet wakker wordt. 
  • Je ziet van alles, maar hebt geen idee wat. 
  • Dit kost veel denktijd en energie.
  • Je weet niet of je het goed hebt. 
  • Je bent bezig met alle details en hebt geen idee van het geheel. 
  • Je kunt niet inschatten wat belangrijk is en wat niet. 
  • De wezens die op de planeet wonen, doen in jouw ogen bizarre dingen waar je niets van begrijpt. 

Zo ervaren mensen met een zwakke centrale coherentie de wereld.



Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar loop je op je stage met cliënten met ASS tegenaan?

Slide 23 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Executieve functies
Executieve functies zijn cognitieve processen die te maken hebben met het organiseren en plannen van taken. 
  • Bedenken welke taken na elkaar komen 
  • Hoe moeten de taken uitgevoerd worden. 

Tandenpoetsen:
  • Eerst je tandenborstel en tandpasta pakken
  • Tandpasta op de haartjes doet
  • Dopje weer op de tube schroeft enzovoort. 

Executieve functies maken ook dat iemand zijn handelingen kan evalueren en kan bijsturen als dat nodig is. 

Ook tijdens gesprekken heb je executieve functies nodig. 
  • Plannen van je reacties 
  • Aanpassen van het onderwerp aan je gesprekspartner.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen van gebrekkige executieve functies
Sommige executieve functies van mensen met autisme werken niet optimaal. 
  • Moeite hebben om taken te plannen en organiseren. 

Voor kinderen kan het daardoor heel moeilijk zijn om dagelijkse handelingen te leren. 
  • Afvegen van de billen (hoe vaak moet ik wrijven? hoeveel papier moet ik gebruiken? wanneer is het echt schoon?)

Dit overzien vereist dat je kunt plannen en de planning kunt aanpassen. 

Afstemmen van je kleding op de weersomstandigheden. 
  • Weerstand bij afwijking van planning.
  • Geen overzicht op veranderingen.

Onzekerheid en chaos.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theory of mind
Theory of mind is het vermogen om:
  • Gedachten
  • Bedoelingen
  • Gevoelens
  • Ideeën 
van jezelf en anderen op merken en hier rekening mee te houden. 

Iemand met een goede theory of mind kan zich verplaatsen in de ander en bedenken wat deze bedoelt of voelt. 
  • Als je praat met de ander en aanvoelt dat hij verdrietig is, reageer je anders dan wanneer hij blij is. 
  • Als je vriend niet met je wil voetballen, begrijp je dat hij nog steeds je vriend is, maar dat hij zin heeft om iets anders te doen. 

Theory of mind = begrijpen en onder woorden kunnen brengen van je eigen gevoelens, bedoelingen en gedrag.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen van een beperkte theory of mind
  • Niet kunnen inleven in de gevoels- en gedachtewereld van anderen. 
  • Niet kunnen inbeelden dat iemand iets anders zou kunnen denken of voelen dan zijzelf. 
  • Het begrijpen van de emoties van anderen is lastig. 

Door hun gerichtheid op details kunnen ze moeilijk gevoelens van gezichten aflezen. 

Bijvoorbeeld: 
"iemand fronst doordat hij diep aan het nadenken is, ze kunnen denken dat de persoon boos is"

  • Contact mist vaak wederkerigheid. 
  • Vrienden maken en behouden verloopt veelal moeizaam. 
  • Verwoorden van bedoelingen en gevoelens is niet vanzelfsprekend.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Over- en ondergevoeligheid voor prikkels
Mensen met autisme kunnen een combinatie hebben van overgevoeligheid en ondergevoeligheid voor prikkels. 

Externe prikkels: 
  • Geluiden
  • Beelden
  • Geuren
  • Smaken
  • Trillingen

Interne prikkels:
  • Gedachten
  • Gevoelens
  • Pijn
  • Jeuk 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerken van prikkels gaat moeilijker en duurt het langer. 
De prikkels stapelen zich op tot er kortsluiting ontstaat: overprikkeling. 

Het gevolg van overprikkeling is:
  • Boos worden
  • Vluchten 
  • Terugtrekken
Rust helpt om alle onverwerkte prikkels een plaats te geven.

Ondergevoelig zijn voor bepaalde prikkels:
  • Warmte
  • Pijn
  • Geuren
Niet reageren als het water in de douche gloeiend heet is.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Boomdigitaal opdrachten: 1, 3 & 6

Bekijk de opdracht "Beroepsproduct" in de themakaart en neem je vragen mee naar de volgende les.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies