21ème cours 26 novembre

• Frans
• Middelbare school
• vmbo g, t, havo
• Leerjaar 2

Planning et buts

Aan het eind van dit lesuur....

1. Kan je een forum over zakgeld begrijpen

2. Kan je het meewerkend voorwerp toepassen

Planning:

1. Introductie Onderdeel B (10 minuten)

2. Opdrachten 8,9bc,10 en 11 maken (p. 52-55 WB) (20 minuten)

3. Opdracht 12ab klassikaal maken (10 minuten)

4. Uitleg Grammaire C (15 minuten)

5. Maak opdrachten 13b,13c,13e en 14 (p.56-58 WB)

Klassenregels

We werken rustig samen in de klas.

We respecteren elkaar. 

We lachen elkaar niet uit en respecteren elkaars mening en antwoorden.

Tijdens het maken van de opdrachten zijn we rustig bezig en gaan we niet kletsen met klasgenoten.

We doen actief mee met de les, we leggen de telefoons dan ook in de telefoontas.

We steken onze vinger op als we iets willen zeggen en/of vragen.

We geven het aan onze docente aan wanneer ons iets dwars zit.

We laten elkaar uitpraten.

We eten en drinken niet in het klaslokaal (behalve in de pauzes).

We verstoren niet bewust de les (door bijvoorbeeld dingen door te klas te gooien of te roepen)

Wat is een meewerkend voorwerp? 

Een meewerkend voorwerp is degene die iets ontvangt of verneemt of van wie iets wordt afgenomen; 

Het meewerkend voorwerp begint vaak met het voorzetsel aan – als dat niet in de zin staat, kan het er meestal bij gedacht worden. 

Het meewerkend voorwerp

In het Nederlands te herkennen aan een voorzetsel.

Ik geef dit boek aan jou.

jou = meewerkend voorwerp

Zij geeft een snoepje aan levi.

aan Levi = meewerkend voorwerp.

Het meewerkend voorwerp kun je hier vervangen door hem.

Zij geeft hem een snoepje.

Zij geeft een cadeau  aan haar vriendin.

aan haar vriendin = meewerkend voorwerp.

Het meewerkend voorwerp kun je hier vervangen door haar.

Zij geeft haar een cadeau.

Persoonlijk voornaamwoord als  meewerkend voorwerp in het Frans. 

NL	Frans	Voorbeeld
mij / me	me, m'	Jan me donne un livre.
jou / je	te, t'	Jan te donne un livre.
hem / haar	lui	Jan lui donne un livre.
ons	nous	Jan nous donne un livre.
jullie / u	vous	Jan vous donne un livre.
hen	leur	Jan leur donne un livre.

Door welke woorden kun je het meewerkend voorwerp vervangen?

1. me, te, te, la, nous, vous, leur
2. me, te, lui, nous, vous, les
3. me, te, lui, nous, vous, leur

Tu lui écris ?

Meewerkend voorwerp =

1. Tu
2. lui
3. écris

Vervang het lijdend / meewerkend voorwerp:

J'ecris à ma soeur

1. Je lécris
2. Je leur écris
3. J'écris lui
4. Je lui écris

Welke vorm van het persoonlijk voornaamwoord is een meewerkend voorwerp?

1. moi
2. toi
3. me/m'
4. tu

Vervang het meewerkend voorwerp:
Elle parle à ses collègues.

1. Elle le parle
2. Elle lui parle
3. Elle les parle
4. Elle leur parle

het meewerkend voorwerp
Tu as dit à Marie de partir?

1. Je lui ai dit de partir
2. je l'ai dit de partir

het meewerkend voorwerp
Tu as répondu aux copains?

1. Je leurs ai répondu par courriel.
2. je leur ai répondu par courriel.

Verander de volgende zinnen:
1. Je donne un cadeau à Marit
2. Elle écrit un lettre à Mark et Pierre
3. Tu demandes une question à moi.

Devoirs

Maak opdrachten 13b,13c,13e en 14abce (p.56-58 WB)

Leer Vocabulaire A en B (p.82-83 WB) en neem Grammaire C nog eens goed door (p.24 TB)

Exit-ticket. Geef antwoord met behulp van het boek en/of vertaler:
1. Qu'est-ce que tu as acheté recemment?
2. Tu as un petit boulot? (Geef ook aan wat je bijbaantje is)