Talent 3V H2.1 Fictie

timer
10:00
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Fictie

Slide 2 - Tekstslide

Inhoud van deze les
Doel: aan het eind van de les weten we wat de verschillende vertelstandpunten/perspectieven zijn en hoe open plekken ontstaan. 

Slide 3 - Tekstslide

Ik houd van boeken, films of series die spannend zijn.
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll

Wat is een definitie
van spanning?

Slide 5 - Woordweb

Sommige verhalen hebben een ik-perspectief. Je volgt het verhaal door de ogen van één bepaald persoon. Vind je dat prettig?
0100

Slide 6 - Poll

Uitleg nieuwe lesstof
Open plekken: informatie die (nog) verborgen is voor de lezer.
Ze zijn vaak bewust nog niet door de schrijver ingevuld. De lezer vult het verhaal met fantasie en leeservaring. Open plekken roepen vaak spanning op, waardoor je als lezer blijft doorlezen. 

Slide 7 - Tekstslide

Hoe roept een schrijver spanning op?
  1. open plekken
  2. werken met korte en lange spanningsbogen
  3. cliffhanger
  4. flashbacks en flashforwards
  5. overschakelen op andere verhaallijn
  6. spannende beschrijvingen van ruimtes en omstandigheden

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag!


Maak de opdrachten: 2 t/m 5

Slide 15 - Tekstslide

Uitleg literaire begrippen
document staat ook op Teams, Bestanden, Lesmateriaal

Slide 16 - Tekstslide

Vertelperspectief
  • Hoeveel vormen van vertelperspectief ken je?
  • ....
  • Vier
  • En hoe omschrijf je 'vertelperspectief'? 
  • gezichtspunt/perspectief: schrijver/regisseur bepaalt via wie jij de gebeurtenissen in het verhaal meekrijgt

Slide 17 - Tekstslide

Vier vormen:
  1. ik-perspectief (ik-persoon vertelt het verhaal): Deze ik-figuur vertelt het verhaal aan jou. Zelf is hij of zij dan het hoofdpersonage. 

  2.  Welk voorbeeld?
  3. ik-perspectief is niet per se betrouwbaar.

Slide 18 - Tekstslide

Vier vormen:
  1. ik-perspectief
  2. personaal perspectief (hij/zij-persoon vertelt het verhaal)
  3. meervoudig personaal perspectief (verschillende hij/zij-personen).
  4. *alwetend perspectief: verteller weet méér dan personages en 'hangt boven het verhaal': maakt er zelf geen deel van uit. Kan ook commentaar geven op de personages
  5. Let op: personage/verteller is NIET de schrijver! 

Slide 19 - Tekstslide

Perspectief
  • kan onbetrouwbaar zijn, omdat je als lezer een onvolledig, onjuist of vertekend beeld kan krijgen. Bijvoorbeeld als de verteller hallucineert of duidelijk liegt. 
  • het perspectief kan wisselen binnen een verhaal - vaak is er dan een witregel of nieuw hoofdstuk.

Slide 20 - Tekstslide

=> welk 
perspectief? 
Uit: Ventoux, Bert Wagendorp

Slide 21 - Tekstslide

=> welk 
perspectief? 
Uit: Dorsvloer vol confetti, Franca Treur

Slide 22 - Tekstslide

Welke vragen heb je nog? 

Slide 23 - Tekstslide

Wat gaan we deze les nog meer doen?
23-01-24
  • Fictie
  • Je leert de plaats van handeling en ruimte in een verhaal herkennen en beschrijven.
  • Je leest fragmenten uit het boek Dit is hoe het ging van Astrid Boonstoppel en maakt daarbij opdrachten.

Slide 24 - Tekstslide

In welk land bevindt zich deze plek volgens jou?

Waaraan kun je dat zien?

Slide 25 - Tekstslide

Plaats van handeling: de aardrijkskundige aanduiding van de locatie.

In dit geval de Sahara, de woestijn in Egypte.

Slide 26 - Tekstslide

We gaan even inzoomen: wat zie je hier?

Kun je deze ruimte beschrijven?

Slide 27 - Tekstslide

Ruimte: de aankleding van de locatie. Hoe zien de huizen, kamers, tenten, de bergen, het landschap, het weer er precies uit?



Keuzes van de schrijver sluiten aan bij de gebeurtenissen in het verhaal.

Slide 28 - Tekstslide

Leerdoel
Je leert welke factoren een rol spelen bij het beoordelen van fictie als literatuur of lectuur.

Slide 29 - Tekstslide

Literatuur vs. lectuur
  • Kwaliteitseis: tot de literatuur behoren alleen de 'goede' verhalen en gedichten
  • diepgang <-> voorspelbaar
  • ontwikkeling van personages <-> rolpatronen (types)
  • maatschappijkritisch <-> volgens de heersende moraal
  • origineel taalgebruik <-> eenvoudig taalgebruik
  • open einde <-> happy end
  • lezer laten nadenken <-> schrijven wat de lezer wil horen

Slide 30 - Tekstslide

het literaire veld
Wie bepalen of een roman literatuur of lectuur is?

de uitgever
de recensenten
presentatoren van tv-programma's

Slide 31 - Tekstslide

Literaire canon
= een lijst van boeken die als klassiek en cultureel belangrijk wordt gezien
(blijven belangrijk, omdat ze door vele generaties worden gelezen of ze hebben invloed gehad op andere schrijvers)

Er staan 125 titels op deze lijst. 

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Link

Literaire begrippen (p.9)
Na deze les weet je wat de volgende begrippen betekenen:
Chronologie
Tijdsperspectief
Open-gesloten einde
Onderwerp-thema

En... je weet het verschil tussen literatuur en lectuur

Slide 34 - Tekstslide