Formuleren

Formuleren
Nee, niet formulieren, maar formuleren.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Formuleren
Nee, niet formulieren, maar formuleren.

Slide 1 - Tekstslide

Die altijd veel te hard rijdt op dat fatbike meisje, heeft een ongeluk gehad en nu een nieuwe fatbike?

Slide 2 - Open vraag

Verwijswoorden
Verwijswoorden zijn woorden als: hem, haar, die, dit, deze, waar, daar, ervan, erop, daarin, zo’n. Je gebruikt ze om te verwijzen naar een persoon, zaak of gebeurtenis die je eerder hebt beschreven.

Gebruik alleen verwijswoorden als duidelijk is waarnaar je verwijst. Verwijs niet naar iets dat meer dan een zin terug genoemd wordt. Zorg er ook voor dat je de correcte verwijswoorden gebruikt.

Slide 3 - Tekstslide

Verwijswoorden
Met verwijswoorden verwijs je naar een woord of woordgroep. Verwijs je in een bijzin naar een concreet het-woord (onzijdig), dan gebruik je dat; bij concrete de-woorden (mannelijk of vrouwelijk) gebruik je die. In andere gevallen met een bijzin heeft wat de voorkeur. 

Slide 4 - Tekstslide

De kinderen keken een televisieprogramma, dat wij leuk vonden.

De kinderen keken een televisieprogramma, wat wij leuk vonden.

Slide 5 - Tekstslide

Tangconstructies
In een tangconstructie staan woorden of zinsdelen die bij elkaar horen ver uit elkaar. 

‘Het in november door de feestcommissie gepresenteerde plan is enthousiast ontvangen.’

Slide 6 - Tekstslide

Tangconstructies vermijden (1)
Bedenk wat je belangrijkste boodschap is en laat overbodige informatie weg.

  • Tang: De niet aan het RIVM verbonden, bekende viroloog Ab Osterhaus is een expert op het gebied van ziekten die overdraagbaar zijn van dier op mens.
  • Ingekort: De bekende viroloog Ab Osterhaus is een expert op het gebied van ziekten die overdraagbaar zijn van dier op mens.

Slide 7 - Tekstslide

Tangconstructies vermijden (2)
Zet bij elkaar wat bij elkaar hoort en hak een lange zin eventueel in tweeën.

  • Tang: De raad kan voor een wethouder die voor langere tijd met verlof gaat, een vervanger benoemen.
  • In tweeën: Soms gaat een wethouder langere tijd met verlof. De raad kan dan een vervanger benoemen.

Slide 8 - Tekstslide

Tangconstructies vermijden (3)
Zet bij elkaar wat bij elkaar hoort en zet de informatie uit de ‘tang’ in een bijzin.

Tang: De in 1990 overleden columniste Rubinstein formuleerde scherp.
Met bijzin: De columniste Rubinstein, die in 1990 overleed, formuleerde scherp.

Slide 9 - Tekstslide

Samentrekking
Een samentrekking houdt in dat je delen van een zin weglaat. Het gaat dan om onderdelen die meerdere keren in een zin voorkomen. Je kunt woorden weglaten als ze dezelfde betekenis en dezelfde grammaticale functie hebben en als ze op dezelfde plaats in de zin staan in een gelijksoortige zin.

  • Ik heb mijn fiets gekregen en ik heb mijn fiets uitgeprobeerd op mijn verjaardag.
  • Ik heb mijn fiets gekregen en uitgeprobeerd op mijn verjaardag.

Slide 10 - Tekstslide

Foutieve samentrekking
Als er bij een samentrekking geen sprake is van dezelfde betekenis, dezelfde grammaticale functie en dezelfde plek in de zin, dan gaat het om een foutieve samentrekking. 

  • Hij heeft een diploma en daar hard voor gewerkt.
  • Vrachtwagens moeten zich aan regels houden en gelden ook voor auto’s.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide