In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Nederlands
Begrijpend lezen
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
Lezen teksten
Afmaken vragen
Uitleg
Nakijken
Slide 2 - Tekstslide
Oorzaak en gevolg
Er gebeurt iets dat noem je de Oorzaak.
Wat er daarna gebeurt heet het gevolg.
Voorbeeld:
Bij de bakker was al het brood al verkocht (oorzaak). Daardoor moest Mark naar de supermarkt om brood te halen (gevolg)
Slide 3 - Tekstslide
Oorzaak en gevolg
Soms kan het ook zijn dat eerst het gevolg wordt benoemd en daarna pas de oorzaak.
Voorbeeld:
Ik heb geen lunch meer (gevolg), want ik heb al mijn brood al opgegeten (oorzaak).
Slide 4 - Tekstslide
Signaalwoorden
Zoals je misschien zag in de vorige voorbeelden waren er twee woorden dik gedrukt. Dit waren signaalwoorden. Aan deze woorden kun je zien of het gaat om een oorzaak en gevolg.
Slide 5 - Tekstslide
Signaalwoorden
Andere signaal woorden zijn:
hierdoor, daardoor, doordat, zodat, waardoor, want, door
Slide 6 - Tekstslide
Wat is de oorzaak in deze zin:
Pepijn voelt zich verdrietig want hij heeft nog niets gehoord van Rozemarijn
A
Hij heeft nog niets gehoord van Rozemarijn
B
Pepijn voelt zich verdrietig
Slide 7 - Quizvraag
Wat is het gevolg in deze zin:
Pepijn voelt zich verdrietig want hij heeft nog niets gehoord van Rozemarijn
A
Hij heeft nog niets gehoord van Rozemarijn
B
Pepijn voelt zich verdrietig
Slide 8 - Quizvraag
Bij welk woord (signaalwoord) kun je zien dat het gaat om oorzaak en gevolg?
Pepijn voelt zich verdrietig want hij heeft nog niets gehoord van Rozemarijn
A
Heeft
B
Van
C
Voelt
D
Want
Slide 9 - Quizvraag
We gaan de vragen nakijken op pagina 6.
Slide 10 - Tekstslide
Pepijn heeft Noah doorgekrast op een foto. Waarom is Pepijn boos op Noah?
Slide 11 - Open vraag
Pepijn wilde zijn gedicht niet voorlezen, maar deed het toch. Waarom?
Slide 12 - Open vraag
Pepijn heeft zijn gedicht voorgelezen in de klas. Wat was daar geen gevolg van
A
Dat Noah riep: 'Pepijn wilt hem wel voorlezen'
B
Iedereen in de klas begon te lachen
C
Pepijn rende huilend de klas uit
D
Rosemarijn keek weg van Pepijn
Slide 13 - Quizvraag
Rosemarijn kijkt weg als Pepijn zijn gedicht heeft voorgelezen. Pepijn vat dit verkeerd op. Waarom zou Rosemarijn hebben weggekeken, denk je?
Slide 14 - Open vraag
Op zaterdag voelt Pepijn zich een beetje verdrietig. Wat is daar de oorzaak van?
Slide 15 - Open vraag
We lezen vraag 6. Welke 2 antwoorden zijn juist? Geef dit aan in nummers
Slide 16 - Open vraag
Docent geeft de antwoorden op vraag 7
Slide 17 - Tekstslide
Pepijn schaamt zich heel erg. Welke uitdrukking gebruikt hij?
Slide 18 - Open vraag
Rosemarijn schrijft in haar kaartje een voorstel over wat ze samen kunnen gaan doen. Maar de volgende zin af: Het voorstel komt gedeeltelijk uit, want...
A
Ze kijken een film in de bioscoop
B
ze kijken wel een film, maar niet in de bioscoop
C
Ze gaan samen popcorn eten
Slide 19 - Quizvraag
Zet de gebeurtenissen in chronologische volgorde
Slide 20 - Open vraag
Hoe zou Pepijn zich de afgelopen dagen gevoeld hebben? schrijft je vijf juiste antwoorden op