1. Opsommingen
2. Tussen twee persoonsvormen
3. Voor/ na een aanspreking/ tussenwerpsel
Mevrouw, mag ik wat vragen?
Tss, wat denkt hij wel niet dat hij is?
4. Tussen een hoofdzin en een bijzin
Zij is boos, omdat hij haar te lang liet wachten.
5. Bij een bijv. bijzin
De agent, die mij wilde helpen, keek mij vragend aan.