Leestekens

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leestekens: Wat weet je nog? 
Maak opdracht 1 (p. 217)


Slide 2 - Tekstslide

Directe rede
In de directe rede schrijf je woord voor woord op wat iemand zegt.
Dat noem je een citaat. Je geeft een citaat altijd weer tussen aanhalingstekens. Bij de indirecte rede geef je iemands woorden niet letterlijk weer en gebruik je geen aanhalingstekens. 

Voorbeeld
Directe rede > Ilse zei: 'Komende zomer ga ik naar Italië.'
Indirecte rede > Ilse zei dat ze komende zomer naar Italië gaat. 

Slide 3 - Tekstslide

Directe rede
De directe rede kun je op verschillende manieren weergeven. Kijk goed naar het gebruik van hoofdletters en leestekens in het overzicht. Het is belangrijk dat ze op de goede plek staan. 

Slide 4 - Tekstslide

Directe rede: regel 1
  • Gebruik een dubbele punt om aan te geven dat er een citaat volgt.
  • Begin en eindig het citaat met een aanhalingsteken.
  • Begin het citaat met een hoofdletter.
  • De punt, het vraagteken of het uitroepteken komt vóór het afsluitende aanhalingsteken. 

Voorbeeld:
Michel zei: 'Denk aan je sleutel.'
Michel vroeg: 'Denk je aan je sleutel?'
Michel riep: 'Denk aan je sleutel!'
       

Slide 5 - Tekstslide

Directe rede: regel 2
  • Schrijf geen punt achter het citaat als je daarmee begint.
  • Schrijf een komma na het afsluitende aanhalingsteken. 

Voorbeeld:
'Denk aan je sleutel', zei Michel. 
'Denk je aan je sleutel?', vroeg Michel. 
'Denk aan je sleutel!', riep Michel. 
       

Slide 6 - Tekstslide

Directe rede: regel 3
  • Gebruik komma's als je het citaat onderbreekt. 
  • Sluit de eerste zin af met een punt als er een nieuwe zin volgt. 

Voorbeeld:
'En toch', zei Michel, 'ben ik mijn sleutel vergeten.'
'Ik ben mijn sleutel vergeten',  zei Michel. 'Hij had me nog zo gewaarschuwd.'

Slide 7 - Tekstslide

De komma: theorie p. 217

Slide 8 - Tekstslide

Beperkende en uitbreidende bijzin
Voorbeeld beperkende bijzin
De scholieren die slechte cijfers haalden, kregen bijles.
Alleen de scholieren die slechte cijfers haalden, kregen bijles.

Voorbeeld uitbreidende bijzin:
De scholieren, die slechte cijfers haalden, kregen bijles.
Alle scholieren haalden slechte cijfers.

Slide 9 - Tekstslide

Leestekens (punctuation marks)

Slide 10 - Tekstslide

De dubbele punt en de puntkomma: theorie p. 217

Slide 11 - Tekstslide

Puntkomma of dubbele punt
De puntkomma en de dubbele punt worden soms met elkaar verward. 
Ze lijken op elkaar, maar het zijn verschillende leestekens. 

Een dubbele punt is meestal juist: 
als in het eerste deel van de zin de/het volgende of als volgt staat of kan worden gedacht;
als er in het tweede deel namelijk, immers of want bij kan worden gedacht.

Slide 12 - Tekstslide

Puntkomma of dubbele punt

We hebben een mooie zomer gehad: er was [namelijk/immers] veel zon en de temperaturen waren aangenaam.

Ik kom iets later: [want] ik sta nog in de file.

Het advies luidt dan ook [als volgt]: maak de kuur helemaal af.

Slide 13 - Tekstslide

Uitspraaktekens

Slide 14 - Tekstslide

Accenten 
Er zijn drie accenten. 
- accent aigu: café, saté (mee)
- accent grave: carrière, crème (met)
- accent circonflexe: gênant, enquête 

Het accent aigu wordt soms gebruikt om de klemtoon aan te geven: 
- Dat is dé manier om het goed te doen. 
- Zij heeft geen twéé dochters, maar drie. 

Slide 15 - Tekstslide

Uitspraaktekens uit andere talen
Sommige woorden nemen wij over uit andere talen. Hierbij nemen we de bijbehorende uitspraaktekens uit die taal over.

    Umlaut:  Ik kan dan überhaupt niet, want ik heb die dag een afspraak op de röntgenafdeling.  
    Cedille:   De reçu stond op zijn naam. 
    Tilde:       Ik heb Spaanse les van señora Flores.


Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 4 en 5 op blz. 220.


Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 5
Bij de crèche mogen de kinderen met van alles fröbelen: kurken, rietjes, kralen en ga zo maar door. Mijn neefje dat hier elke ochtend heengaat, is hier erg goed in. ‘Hij gaat later vast carrière maken als kunstenaar’, zei de leidster laatst. Hij heeft het niet van een vreemde: zijn moeder is kunstschilder. Maar als het aan mijn neefje ligt, wordt hij premier. ‘Echt wel’, zegt hij. ‘Ik word de baas van Nederland, zodat ik het land mooi kan maken!’

Slide 18 - Tekstslide