4M Herhalen Erfelijkheid en evolutie les 5 Evolutie en biotechnologie

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Thema herhalen thema 3  Erfelijkheid en evolutie --> les 5 Evolutie en biotechnologie
  • Afsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Thema 3 Erfelijkheid en evolutie
3.1 Genotype en fenotype
3.2 Genen
3.3 Kruisingen
3.4 Stambomen
3.5 Variatie in genotypen
3.6 Evolutie
3.7 Verwantschap
3.8 DNA technieken

Slide 3 - Tekstslide

Wat is evolutie?
Evolutie is ontwikkeling van leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen.
Ook wel evolutietheorie genoemd.


 
Belangrijk: Je mag denken dat de evolutie niet waar is, zorg er wel voor dat je de evolutie kunt uitleggen op je eindexamen!

Slide 4 - Tekstslide

Charles Darwin
Darwin heeft de evolutietheorie bedacht. 

Deze theorie gaat over:
  • Verandering in genotypen
  • Natuurlijke selectie
  • Ontstaan van nieuwe soorten


Slide 5 - Tekstslide

0

Slide 6 - Video

Voorwaarden voor evolutie


1. Er is variatie
2. De variatie is erfelijk
3. Er is (natuurlijke) selectie

Slide 7 - Tekstslide

Dezelfde soort organismen
Organismen behoren alléén tot dezelfde soort als ze vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.











Elephas maximus
Elephas africanus
Canis familiaris
Canis familiaris
Zelfde Familie: Olifanten
Zelfde soort: Honden

Slide 8 - Tekstslide

Hoe ontstaan verschillende rassen?
Definitie ras: Een ras is een groep individuen van dezelfde soort, die door bepaalde erfelijke eigenschappen verschilt van de rest van de soort. 

Kunstmatig ontstaan door b.v. fokken of kweken --> kunstmatige selectie.  


Slide 9 - Tekstslide

Variatie in genotype
Populatie = een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich met elkaar kunnen voortplanten.

 
- Nieuwe genotypen ontstaan (voortplanting & mutaties)
- Diversiteit in een populatie

Slide 10 - Tekstslide

Natuurlijke selectie
Natuurlijke selectie = de best aangepaste organismen geven hun genen vaker door aan de volgende generatie dan de minder goed aangepaste organismen. Het aandeel van de goed aangepaste individuen van een soort in de volgende generatie is daardoor groter. 

- overlevingskans
- meest voordelige eigenschappen
- beste aanpassingen

Slide 11 - Tekstslide

Natuurlijke selectie

Slide 12 - Tekstslide

Erfelijke variatie
Erfelijk variatie ontstaat door mutatie in het DNA van een geslachtscel --> het  individu heeft een iets ander genotype gekregen.
Door variatie in genotype is ook variatie in fenotype.

Sommige mutaties zijn gunstig, dus leveren een grotere overlevingskans op, dus ook meer kans op nakomelingen. 
Het nieuwe fenotype komt dan steeds vaker voor. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Hoe ontstaan nieuwe soorten?
1. Isolatie
2. Variatie van een bepaalde erfelijke eigenschap
3. Erfelijke eigenschap is erfelijk
4. Natuurlijke selectie; de best aangepaste 
organismen kunnen zich het beste voortplanten. 

Het duurt duizenden jaren voordat een nieuw soort is ontstaan. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Ontstaan nieuwe soorten
Als nieuwe vormen van een soort zich niet meer onderling kunnen voortplanten dan is er sprake van een nieuwe soort.

Dit kan door gebeuren door:
isolatie / mutatie.

Slide 17 - Tekstslide

Startopdracht - Zelfstandig stil 
Examenvraag 2024

De lange nek van de girafkever is waarschijnlijk ontstaan door een
langdurig proces van mutatie, natuurlijke selectie en seksuele selectie.

Wat is de naam van dit proces? 



  1. Loop rustig het lokaal binnen en praat zachtjes
  2. Ga zitten op je stoel
  3. Je jas hang je over je stoel
  4. Pak je boek, schrift + pen

timer
2:00

Slide 18 - Tekstslide

Startopdracht - Zelfstandig stil 

De lange nek van de girafkever is waarschijnlijk ontstaan door een
langdurig proces van mutatie, natuurlijke selectie en seksuele selectie.

Wat is de naam van dit proces? 



Antwoord

Evolutie

Slide 19 - Tekstslide

Argumenten voor de  evolutietheorie
1. Fossielen

2. Overeenkomsten in bouw

3. Rudimentaire organen

4. Overeenkomst in embryonale ontwikkeling

Slide 20 - Tekstslide

Fossielen
Ontstaan fossiel:
1. Zinken, zachte delen verteren.
2. Harde delen bedekt door zand/klei.
3. Verstenen (samenpersen van de harde delen).
4. (Zee)bodem komt omhoog: zichtbaar.
Overblijfsel van een organisme dat vroeger heeft geleefd.

Slide 21 - Tekstslide

Overeenkomsten in bouw
Overeenkomstige botten hebben dezelfde kleur.  De bouw lijkt erg veel op elkaar. 

Deze verschillende diersoorten hebben waarschijnlijk een gemeenschappelijke voorouder gehad. 

Door aanpassing aan verschillende milieus hebben de ledematen een verschillende functie gekregen met een daarbij passende vorm. 

Slide 22 - Tekstslide

Rudimentaire organen
Door aanpassing aan het milieu kunnen bepaalde organen niet meer nodig zijn. 

Deze organen kunnen na een hele lange tijd verdwijnen. De resten of overblijfselen ervan noem je rudimentaire organen. 
 

Slide 23 - Tekstslide

Rudimentaire organen van de mens

Slide 24 - Tekstslide

Overeenkomst in embryonale ontwikkeling

Slide 25 - Tekstslide

Verwantschap
Soorten die een gemeenschappelijke voorouder hebben, vertonen verwantschap.

Zoeken naar verwantschap door te kijken naar overeenkomst in:
  • De bouw van organen --> overeenkomsten in bouw
  • Processen in cellen 
  • Samenstelling van stoffen in cellen

Slide 26 - Tekstslide

Stoffen uit cellen
Hoe meer stoffen (zoals DNA en eiwit) overeenkomen bij twee soorten, des te korter geleden hebben ze een gemeenschappelijke voorvader gehad. 

Dit kan steeds nauwkeuriger bepaald worden.

Slide 27 - Tekstslide

Stamboom
Door DNA te vergelijken kan je een stamboom maken. Dit heet een evolutionaire stamboom.

- Hoe verder naar beneden, hoe langer geleden.


Slide 28 - Tekstslide

Hoe zie je dat soorten verwant zijn?
In een verwantschapsschema kan je zien hoe wetenschappers denken dat soorten aan elkaar verwant zijn.

Soorten staan dicht bij elkaar als ze kort geleden een gemeenschappellijke voorouder hadden.

Slide 29 - Tekstslide

Hoe lees je zo een stamboom af?

Slide 30 - Tekstslide

Stamboom

Slide 31 - Tekstslide

Welke dieren hebben de minste verwantschap?
A
Slijmprik en vissen
B
Slijmprik en reptielen
C
Zoogdieren & reptielen
D
Zoogdieren en vogels

Slide 32 - Quizvraag

Wie heeft de meeste verwantschap met de gorilla?
A
Apen van de nieuwe wereld
B
Chimpansees
C
Orang-oetans
D
Gibbons

Slide 33 - Quizvraag

Leg uit wat fossielen zijn

Slide 34 - Open vraag

Wanneer behoren organismen tot 1 soort?
A
Als ze samen nakomelingen kunnen krijgen
B
Als ze samen meer dan 1 nakomeling krijgen
C
Als ze samen kunnen voortplanten
D
Als ze samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen

Slide 35 - Quizvraag

Hoe noemen we het proces waarbij de best aangepaste individuen het meest zullen voortplanten?
A
Evolutie
B
Natuurlijke selectie
C
Mutatie
D
Modificatie

Slide 36 - Quizvraag

Wat is de beste omschrijving van evolutie?
Evolutie is ...
A
een geleidelijke ontwikkeling, waarbij steeds ingewikkelder gebouwde organismen ontstaan.
B
de ontwikkeling van het leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.
C
het ontstaan van een nieuwe soort, doordat een andere soort uitsterft.
D
de ontwikkeling van het leven op aarde doordat organismen zich aanpassen aan hun milieu.

Slide 37 - Quizvraag

In de afbeelding zijn de poot van een krokodil, de vleugels van een vleermuis en de vleugel van een vlieg getekend.

Welke van deze organen vertonen veel overeenkomst in bouw?
A
de poot van de krokodil en de vleugel van de vleermuis
B
de poot van een krokodil en de vleugel van een vlinder.
C
de vleugel van een vleermuis en de vleugel van een vlinder.

Slide 38 - Quizvraag

Opdracht 
Schrijf het antwoord op in je schrift:
Leg uit hoe nieuwe soorten kunnen ontstaan.


Slide 39 - Tekstslide

Antwoord
Leg uit hoe nieuwe soorten kunnen ontstaan.

1. Isolatie (dieren komen niet bij elkaar om voort te planten)
2. Variatie van een bepaalde erfelijke eigenschap (dus verschillend)
3. Erfelijke eigenschap is erfelijk --> doorgeven aan kinderen
4. Natuurlijke selectie; de best aangepaste
organismen kunnen zich het meeste voortplanten. 

Slide 40 - Tekstslide

Biotechnologie
Technieken waarbij levende organismen worden gebruikt om producten voor mensen te maken. 

Voorbeeld van traditionele biotechnologie waar géén DNA-technieken wordt gebruikt.
Voedselproductie met schimmels en bacteriën, bijvoorbeeld:
- brood, bier en wijn met gist (= schimmel)
- yoghurt en zuurkool met bacteriën.


Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

Genetische modificatie (GMO)
  = verzamelnaam voor technieken waarbij DNA wordt veranderd / verplaatst. 

Organismen die genetisch gemodificeerd zijn, noem je
transgeen.
Meestal gebruiken mensen bacteriën of 
schimmels, maar planten of dieren kan ook. 

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Video

Recombinant-DNA technieken
DNA overbrengen van de ene naar de andere soort.

--> bacteriën krijgen gen ingebracht dat verantwoordelijk is voor de productie van insuline --> maken daardoor insuline voor medicijn suikerziekte (diabetes).






Slide 45 - Tekstslide

Crispr-Cas
techniek
  • Hiermee kan je heel nauwkeurig DNA 'knippen' (verplaatsen in ander organisme) en 'plakken'.
  • Vorm van gene-editing = techniek om genen te repareren, te verwijderen of juist toe te voegen in het DNA van een organisme.






Gebruikt voor gentherapie --> ziekte-veroorzakend gen repareren of vervangen door gezond gen.

Slide 46 - Tekstslide


Crispr-Cas zorgde voor opschudding in de Corona-pandemie.

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Video

Andere DNA technieken: Vergelijk DNA bij oplossen misdaden 
  • Elk mens heeft zijn eigen unieke DNA. Deze kan je halen uit de cellen in je bloed, sperma, huidschilfers, haar enz.

  • Het zichtbaar maken van het DNA als                                                     een patroon van strepen en banden.

  • Uit het DNA kan het fenotype en 
     genotype achterhaald worden.

Slide 49 - Tekstslide

Sleep de begrippen naar de juiste omschrijving
Verzamelnaam voor technieken waarbij DNA wordt veranderd / verplaatst.
Technieken waarbij DNA van de ene soort overgebracht worden naar een andere soort.
De verzamelnaam van technieken waarbij men organismen gebruikt op producten voor de mens te maken
Een organisme dat genetisch gemodificeerd is.
Genetische modificatie
Recombinant-DNA-technieken
Biotechnologie
Transgeen

Slide 50 - Sleepvraag

Slide 51 - Tekstslide