Woche 38

V5 Deutsch, Woche 38
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

V5 Deutsch, Woche 38

Slide 1 - Tekstslide

Diese Woche (V5du5):
Mittwoch (80 Min.)

GR2: ohne & statt 
Hören: B1
Hausaufgaben
Donnerstag (80 Min.)

Check: Aufgabe 4 & 5 
Hören: AB Aufgabe 12
Lesen: AB Aufgabe 10
LiteratUUR
Hausaufgaben

Slide 2 - Tekstslide

Diese Woche (V5du8):
Donnerstag (80 Min.)

Check: Aufgabe 4, machen Aufgabe 5
Hören: B1
LiteratUUR
Hausaufgaben
Freitag (40 Min.)

Check: 
Aufgabe 5
Hören: 
AB Aufgabe 12
Lesen: 
AB Aufgabe 10
Hausaufgaben
Mittwoch (40 Min.)

Hören: A3
GR2: ohne & statt
Hausaufgaben

Slide 3 - Tekstslide

Hören
KB Aufgabe B1
S. 26

Reicht die Antworten auf LessonUp ein

Track 14 = Frage 1, 2
Track 15 = Frage 3, 4
Track 16 = Frage 5, 6, 7

Slide 4 - Tekstslide

1
A
A
B
B
C
C

Slide 5 - Quizvraag

2
A
A
B
B
C
C

Slide 6 - Quizvraag

3
A
A
B
B
C
C

Slide 7 - Quizvraag

4
A
A
B
B
C
C

Slide 8 - Quizvraag

5
A
A
B
B
C
C

Slide 9 - Quizvraag

6
A
A
B
B
C
C

Slide 10 - Quizvraag

7
A
A
B
B
C
C

Slide 11 - Quizvraag

GR2: ohne & statt
Konjunktionen 
--> Het verbinden van hoofd- en bijzinnen

Vorige week: FINALE ANGABEN --> damit, um ... zu, zum/zur (zodat/opdat, om ... te, ter)

Deze week: Ohne, ohne ... zu, ohne ... dass & statt, statt ... zu, statt ... dass 

Slide 12 - Tekstslide

GR2: ohne & statt
ohne
ohne ... zu
ohne ... dass


statt
statt ... zu 
statt ... dass 

Slide 13 - Tekstslide

Zonder (te / dat)

ohne = zonder (+4)
In de bijzin staat een zelfstandig naamwoord

ohne ... zu = zonder te
In de bijzin staat een infinitief

ohne ... dass = zonder dat
In de bijzin staan een onderwerp + persoonsvorm

Slide 14 - Tekstslide

Zonder (te / dat)

ohne = zonder (+4)
In de bijzin staat een zelfstandig naamwoord

ohne ... zu = zonder te
In de bijzin staat een infinitief

ohne ... dass = zonder dat
In de bijzin staan een onderwerp + persoonsvorm
Voorbeelden:

Du kannst nicht 5 Tage der Woche arbeiten ohne Entspannung.


Du kannst nicht 5 Tage der Woche arbeiten, ohne dich zu entspannen.

Du kannst nicht 5 Tage der Woche arbeiten, ohne dass du dich entspannst.

Slide 15 - Tekstslide

In plaats van (te / dat)

statt = in plaats van (+2)
In de bijzin staat een zelfstandig naamwoord

statt ... zu = in plaats van te
In de bijzin staat een infinitief

statt ... dass = in plaats van dat
In de bijzin staan een onderwerp + persoonsvorm


In de bijzin staat een zelfstandig naamwoord

Slide 16 - Tekstslide

In plaats van (te / dat)

statt = in plaats van (+2)
In de bijzin staat een zelfstandig naamwoord

statt ... zu = in plaats van te
In de bijzin staat een infinitief

statt ... dass = in plaats van dat
In de bijzin staan een onderwerp + persoonsvorm
Voorbeelden

Statt der Reise nach Italien, macht die Familie Tagesausflüge in der Heimat.

Wegen Corona bleibt die Familie zu Hause, statt nach Italien zu reisen.

Wegen Corona bleibt die Familie zu Hause, statt dass sie nach Italien reist.


Slide 17 - Tekstslide

Samenvattend
Ohne (zu / dass) = zonder (te / dat). Ohne +4.
Statt (zu / dass) = in plaats van (te / dat). Statt + 2. 

* Ohne ... zu & statt ... zu = alleen te gebruiken in combinatie met een heel werkwoord, dus wanneer het onderwerp van de hoofd- en bijzin gelijk is. 

* Ohne dass & statt dass = gebruik je sowieso als het onderwerp van de hoofd- en bijzin verschilt. Kan ook gebruikt worden als het gelijk is, maar staat minder mooi (zie NL). 

* Ohne & statt = alleen te gebruiken in combinatie met een zelfstandig naamwoord. Het lidwoord daarvan komt bij ohne in de 4e (Akk) en bij statt in de 2e naamval (Gen) te staan. 


Slide 18 - Tekstslide

An die Arbeit
AB Aufgabe 4 + 5 
S. 30-31

Slide 19 - Tekstslide

Check: Aufgabe 4 + 5 
AB S. 30-31

Slide 20 - Tekstslide

Hören
AB Aufgabe 12 
S. 37

Reicht die Antworten auf LessonUp ein


Slide 21 - Tekstslide

1
A
A
B
B
C
C

Slide 22 - Quizvraag

2
A
A
B
B
C
C

Slide 23 - Quizvraag

3
A
A
B
B
C
C

Slide 24 - Quizvraag

4
A
A
B
B
C
C

Slide 25 - Quizvraag

5
A
A
B
B
C
C

Slide 26 - Quizvraag

6
A
A
B
B
C
C

Slide 27 - Quizvraag

7
A
A
B
B
C
C

Slide 28 - Quizvraag

Lesen
AB Aufgabe 10
S. 34-35

Lies den Text und schreibe hinter jeder Aussage, ob der Verfasser ihr 
positiv (A)
oder 
negativ/skeptisch (B)
gegenübersteht. 

Slide 29 - Tekstslide

Diese Woche (V5du3):
Donnerstag (40 Min.)

LiteratUUR
Hausaufgaben
Freitag (40 Min.)

Check: 
Aufgabe 4 & 5
Hören: 
AB Aufgabe 12
Lesen: 
AB Aufgabe 10
Hausaufgaben
Dienstag (80 Min.)

Overhoring Wörter Lektion 2, Woche 2
Hören: B1
GR2: ohne & statt
Hausaufgaben

Slide 30 - Tekstslide

LiteratUUR  
-Antworten Der Sandmann
-Die Leiden des jungen Werther

Slide 31 - Tekstslide