Woche 38 (L2 GR2)

V5 Deutsch, Woche 38
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

V5 Deutsch, Woche 38

Slide 1 - Tekstslide

Diese Woche (V5du4):
Donnerstag (40 Min.)

LiteratUUR
JvE - Mondnacht
Ein ganzes Leben
Hausaufgaben
Freitag (40 Min.)

GR2: ohne/statt
Lesen: Berg
Hausaufgaben
Montag (80 Min.)

Hören: C2
Lesen: Ein ganzes Leben
GR2: ohne/statt
An die Arbeit
Hausaufgaben

Slide 2 - Tekstslide

Diese Woche (V5du7):
Dienstag (40 Min.)

LiteratUUR
JvE - Mondnacht
Ein ganzes Leben
Hausaufgaben
Donnerstag (40 Min.)

GR2: ohne/statt
Lesen: Berg
Hausaufgaben
Montag (80 Min.)

Hören: C2
Lesen: Ein ganzes Leben
GR2: ohne/statt
An die Arbeit
Hausaufgaben

Slide 3 - Tekstslide

Hören
C2
S. 30

Slide 4 - Tekstslide

Lesen
Ein ganzes Leben

Für die nächste Literatuur-Stunde musst du das Buch bis S. 6 gelesen und die Fragen von S. 1-6 beantwortet haben.

Slide 5 - Tekstslide

GR2: ohne & statt
Konjunktionen 
--> Het verbinden van hoofd- en bijzinnen

Vorige week: FINALE ANGABEN --> damit, um ... zu, zum/zur (zodat/opdat, om ... te, ter)

Deze week: ohne, ohne ... zu, ohne ... dass & statt, statt ... zu, statt ... dass 

Slide 6 - Tekstslide

GR2: ohne & statt
ohne
ohne ... zu
ohne dass


statt
statt ... zu 
statt dass 

Slide 7 - Tekstslide

Zonder (te / dat)

ohne = zonder (+4)
In de bijzin staat een zelfstandig naamwoord

ohne ... zu = zonder te
In de bijzin staat een infinitief

ohne dass = zonder dat
In de bijzin staan een onderwerp + persoonsvorm

Slide 8 - Tekstslide

Zonder (te / dat)

ohne = zonder (+4)
In de bijzin staat een zelfstandig naamwoord

ohne ... zu = zonder te
In de bijzin staat een infinitief

ohne dass = zonder dat
In de bijzin staan een onderwerp + persoonsvorm
Voorbeelden:

Du kannst nicht 5 Tage der Woche arbeiten ohne Entspannung.


Du kannst nicht 5 Tage der Woche arbeiten, ohne dich zu entspannen.

Du kannst nicht 5 Tage der Woche arbeiten, ohne dass dir welche Entspannung zukommt.

Slide 9 - Tekstslide

In plaats van (te / dat)

statt = in plaats van (+2)
In de bijzin staat een zelfstandig naamwoord

statt ... zu = in plaats van te
In de bijzin staat een infinitief

statt dass = in plaats van dat
In de bijzin staan een onderwerp + persoonsvorm


In de bijzin staat een zelfstandig naamwoord

Slide 10 - Tekstslide

In plaats van (te / dat)

statt = in plaats van (+2)
In de bijzin staat een zelfstandig naamwoord

statt ... zu = in plaats van te
In de bijzin staat een infinitief

statt ... dass = in plaats van dat
In de bijzin staan een onderwerp + persoonsvorm
Voorbeelden

Statt der Reise nach Italien, macht die Familie Tagesausflüge in der Heimat.

Wegen Corona bleibt die Familie zu Hause, statt nach Italien zu reisen.

Wegen Corona bleibt die Familie zu Hause, statt dass die Ferien in Italien verbracht werden.


Slide 11 - Tekstslide

Samenvattend
ohne (zu / dass) = zonder (te / dat). Ohne +4.
statt (zu / dass) = in plaats van (te / dat). Statt + 2. 

* Ohne ... zu & statt ... zu = alleen te gebruiken in combinatie met een heel werkwoord, dus wanneer het onderwerp van de hoofd- en bijzin gelijk is. 

* Ohne dass & statt dass = gebruik je sowieso als het onderwerp van de hoofd- en bijzin verschilt. Kan ook gebruikt worden als het gelijk is, maar staat minder mooi (zie NL). 

* Ohne & statt = alleen te gebruiken in combinatie met een zelfstandig naamwoord. Het lidwoord daarvan komt bij ohne in de 4e (Akk) en bij statt in de 2e naamval (Gen) te staan. 


Slide 12 - Tekstslide

An die Arbeit
AB Aufgabe 4 + 5 
S. 30-31

Tip bij Aufgabe 4 & 5: Maak de zinnen in je hoofd eerst in het Nederlands. 

Tip bij Aufgabe 5: Hoeveel onderwerpen staan er in de zin? Aan de hand daarvan bepaal je of je een constructie met zu (1 ow) of dass (2 ow) moet gebruiken. 

Slide 13 - Tekstslide

LiteratUUR  
- Joseph von Eichendorff -
Mondnacht
- Ein ganzes Leben S. 1-6

Slide 14 - Tekstslide

Die Romantik dauerte von ... bis ...
A
1800-1850
B
1795-1835
C
1789-1815
D
1788-1857

Slide 15 - Quizvraag

Nenne 1 Begriff, dass du mit der Epoche der Romantik verbindest.

Slide 16 - Woordweb

Die Bezeichnung Romantik...
A
stammt aus dem Lateinischen
B
lag dem Wort "Roman" zugrunde
C
hatte eine negative Konnotation
D
wird nur für Liebesgeschichten benutzt.

Slide 17 - Quizvraag

Die Romantik steht in starkem Kontrast zu...
A
dem Mittelalter
B
dem Barock
C
der Restauration
D
der Aufklärung

Slide 18 - Quizvraag

Warum bildeten Märchen so ein beliebtes Genre für die Romantiker?

Slide 19 - Open vraag

Joseph von Eichendorff
- 1788-1857
- "Sänger des deutschen Waldes"
- Waldeinsamkeit: 
Natur als Zufluchtsort
- Mondnacht: Teil des Liederkreises (Schumann) 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Lesefragen S. 1-6
- Gruppen: 4-5 Personen
- Jede Gruppe bekommt 1 Frage
- Überlegt euch in 3 Minuten die Antwort auf eure Frage. Sucht dabei nach Textstellen, wo ihr die Antwort gefunden habt.
- Danach gibt es eine(n) Sprecher(in), die die Antwort gibt. Nenne auch Zitate usw. dazu.

Slide 23 - Tekstslide

Wörter
Versie A
Versie B

Slide 24 - Tekstslide