Grammatica 2 - Tegenwoordige Tijd/ Present Tense

Tegenwoordige tijd
Grammatica
Onderdeel 2
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Tegenwoordige tijd
Grammatica
Onderdeel 2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Welke zinsdeel van de zin moeten we aanpassen?

Slide 3 - Open vraag

Tense in a Nutshell
  • A tense says something about the time of a sentence
  • A tense says something about the past, present or future of a sentence
  • You can always tell what tense a sentence is by looking at the verb in a sentence

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoord/ verb:  Play
hele werkwoord   + s bij he/she/it

I play football.
You play football.
He/she/ It plays football.

We play football.
You (all) play football.
They play football.

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoorden die eindigen op een medeklinker + y
krijgen -ies bij de 3rd persoonsvorm enkelvoud

fly
carry
study
Werkwoorden die eindigen op een medeklinker + y
krijgen -ies bij de 3rd persoonsvorm enkelvoud
I study on weekends.

I carry lunch with me to work.
She studies on weekends.

He carries lunch with him to work.

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoorden die eindigen op  een klinker + y krijgen en -s bij de 3rd persoonsvorm enkelvoud

Stay
Pray

Werkwoorden die eindigen op een klinker + y krijgen en -s bij de 3rd persoonsvorm enkelvoud
I stay with my parents during the holidays.


I pray every night before bed.
Julia stays with her parents during the holidays.

The boy prays every night before bed.

Slide 7 - Tekstslide

 I dress
I push Push
I Fish in the river


Werkwoorden die eindigen op een 'sis' klank krijgen  een -es bij de 3rd persoonsvoorm enkelvoud
I dress quickly in the mornings.

I fish at the lake in the summer.
She dresses quickly in the morning.

He fishes  at the lake in the summer.

Slide 8 - Tekstslide

Werkwoord: 'to do' 

I do well in English.
you do well in English.
He/she/it does well in English.

We do well in English.
You do well in English.
They do well in English.
Werkwoord : 'to go'

I go to school.
You go to school.
He/She/It goes to school.

We go to school.
You go to school.
They go to school.

Slide 9 - Tekstslide

Oefenen
TLH A2
Opdracht C1.03
 Blz 239

Slide 10 - Tekstslide