3-10 spelling H1

programma
Lezen
Bespreken blz 35 opdr 1 t/m 4
M opdr 6 t/m 8
Testje
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

programma
Lezen
Bespreken blz 35 opdr 1 t/m 4
M opdr 6 t/m 8
Testje

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
Schrijf op je boekenlegger een mooi woord dat je gelezen hebt.

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 1

coördinatie
discussiëren
draaiing
een van de vier
egoïsme
financieel
föhn
geautomatiseerd
poëzie
reünie 









Opdracht 2

buggy’tje
bureautje
cafés
chimpansees
dressboys
Hans fiets = de fiets van Han
lentes
programma’s
’s morgens
tv’s 









Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 3
A
juist, juist, juist, juist
B
juist, juist, juist, onjuist
C
juist, juist, onjuist, juist
D
juist, onjuist, juist, juist

Slide 4 - Quizvraag

Opdracht 4
1 In Australië leven maar liefst 69 soorten kangoeroes in een bosachtig landschap.
2 Pas ‘s morgens om een uur of vier verliet de laatste bezoeker het café.
3 Hoewel de Française prima Nederlands spreekt, kwam ze op het moment suprême niet uit haar woorden.
4 ‘Heb je überhaupt wel zin om vanavond glühwein te drinken?’, vroeg Ingeborg aan haar collega.
5 De Tafelberg is echt dé toeristische attractie van Zuid-Afrika.
6 Lucas riep geërgerd tegen zijn zusje: ‘Je moet me niet steeds na-apen!’ 

Slide 5 - Tekstslide

Quizje
Bij de volgende quizvragen kunnen meerdere antwoorden juist zijn.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is juist gespeld?
A
De cadeau's voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.
B
De cadeaus voor Lucas's verjaardag liggen op tafel.
C
De cadeaus voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
cafes
B
cafe's
C
cafés
D
café's

Slide 8 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
Mijn tante's wonen in 's Hertogenbosch
B
Mijn tantes wonen in 's hertogenbosch.
C
Mijn tantes wonen in Den Bosch.
D
Mijn tantes wonen in 's-Hertogenbosch.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
Diana vroeg of ze naar huis mocht.
B
Diana vroeg 'of ze naar huis mocht?'

Slide 10 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
Diana vroeg: 'Hoe gaat het ermee?
B
Diana vroeg: 'Hoe gaat het ermee?'
C
Diana vroeg, hoe gaat het ermee?
D
Diana vroeg: 'hoe gaat het ermee?

Slide 11 - Quizvraag

Met trema 
Zonder trema
efficient
coordinatie
elektricien
geijsbeerd
genitalien
geinfiltreerd
petroleum
gelinieerd
heroine
uitzaaiingen
naief
industrieel
Italie
industriele
reunie
financien

Slide 12 - Sleepvraag

aan het werk
oefen de spelling van de woorden van opdr 6 (schrijf ze bijvoorbeeld over)
Maak opdr 7 en 8

Slide 13 - Tekstslide

Dicteetje

Slide 14 - Tekstslide