Les 1

Les 1
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Voorstellen
Wie zijn jullie (quiz)
Uitleg

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Korte quiz om jullie beter te leren kennen

Slide 4 - Tekstslide

Vertel me twee leuke feitjes over jezelf

Slide 5 - Open vraag

Wat wil je later worden?

Slide 6 - Open vraag

Zou je zeggen dat je meer extravert of introvert bent?
A
Extravert
B
Introvert

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de laatste serie/film die je hebt gekeken?

Slide 8 - Open vraag

Wat is je favoriete feestdag en waarom?

Slide 9 - Open vraag

Als je de rest van je leven nog maar één gerecht zou mogen eten, welk gerecht zou dat dan zijn?

Slide 10 - Open vraag

Wat irriteert jou?

Slide 11 - Open vraag

Wat is je favoriete seizoen en waarom?

Slide 12 - Open vraag

Ben jij altijd op tijd of altijd te laat?
A
Op tijd
B
Te laat

Slide 13 - Quizvraag

Als je in de gevangenis zou komen, waarvoor zou het zijn?

Slide 14 - Open vraag

Laat social media je beter of slechter over jezelf voelen?
A
Beter
B
Slechter

Slide 15 - Quizvraag

Wat zou je het eerste doen als je de loterij zou winnen?

Slide 16 - Open vraag

Wat is je favoriete bezigheid?

Slide 17 - Open vraag

Waar heb je het meest een hekel aan?

Slide 18 - Open vraag

Waar zou je het liefst willen wonen op de wereld?

Slide 19 - Open vraag

Uitleg taak 4

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen informeel en formeel taalgebruik?

Slide 22 - Open vraag

Informeel taalgebruik
Informeel taalgebruik kennen we allemaal. Dit is hoe wij privé gesprekken voeren. Informeel taalgebruik is hoe jij gewend bent om te praten met vrienden en familie. Informeel taalgebruik lijkt het meeste op straaltaal.

Slide 23 - Tekstslide

Formeel taalgebruik
Bij het voeren van zakelijke gesprekken zijn er regels. Jouw taalgebruik is de eerste indruk van een klant over jouw bedrijf. Zorg dat je beleeft en duidelijk praat.

 Bij zakelijk bellen hanteer je formeel taalgebruik: je gebruikt bijvoorbeeld ‘u’ en je let er op dat je nette woorden gebruikt. Praat tijdens het telefoneren nooit met kauwgum in je mond. Luister goed naar wat de ander vertelt. Veel bedrijven hebben vaste afspraken over ‘de meldtekst’. Dit is de tekst die je gebruikt als je de telefoon opneemt.

Slide 24 - Tekstslide

Voor een professioneel, zakelijk telefoongesprek gebruik je deze regels:

1. Start met een correcte begroeting, bijvoorbeeld ‘goedemorgen’ of ‘goedemiddag’. 
2. Noem daarna de naam van de instelling, gevolgd door je eigen naam.
3. Noteer de naam van de beller.
4. Vraag wat je voor de ander kunt betekenen.
5. Herhaal de boodschap of geef een samenvatting.
6. Eindig met een correcte groet, bijvoorbeeld ‘Bedankt voor het bellen, fijne dag’.

Slide 25 - Tekstslide

Waar moet je tijdens zakelijk beeldbellen op letten?
A
Non-verbale communicatie
B
Verbale communicatie

Slide 26 - Quizvraag

Een telefoonnotitie maken
Om niks te vergeten bij een zakelijk telefoongesprek vullen velen een telefoonnotitie in. Zorg altijd dat je een 
pen en papier bij je hebt. Bij bijvoorbeeld
 een telefoonnummer is het slim om 
hardop te herhalen zodat je weet dat 
je het juiste opschrijft. 

Slide 27 - Tekstslide

Als jij zelf ergens naartoe belt om informatie op te vragen of om iets te reserveren, is het ook handig om een telefoonnotitie te maken. Daarvoor kun je een kladblaadje gebruiken. Dit doe je om drie redenen:

1. Om te onthouden wat je precies wilt vragen. Je schrijft een paar woorden op voordat je gaat bellen.
2. Om gegevens van jezelf bij de hand te hebben. Zoek die van tevoren op, bijvoorbeeld je bankrekeningnummer, burgerservicenummer of telefoonnummer.
3. Om het antwoord op te schrijven dat je krijgt tijdens het telefoneren. Bijvoorbeeld de naam van degene die je gesproken hebt of het e-mailadres.

Slide 28 - Tekstslide

Het telefoonalfabet
Om te controleren of je de naam van de beller goed hebt genoteerd, gebruik je het Nederlandse telefoonalfabet. Als je bijvoorbeeld de naam ‘Guda’ moet spellen, zeg je: 
'Ik zal het even voor u spellen: Gerard, Utrecht, Dirk, Anton.' Je zegt niet: 'De G van Gerard.'

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Wist je dat er een telefoonalfabet is?
A
Ja
B
Nee

Slide 32 - Quizvraag

Aan de slag

Maak taak 4 opdracht 2, 3, 4, 6
Lees tekstbron 54 bezoekers ontvangen, 56 gebruiksaanwijzing 99 medicijnen zelfstandig

In tweetallen zakelijktelefoongesprek oefenen

Slide 33 - Tekstslide