230207_A2C_fictie blok 5_tijd

WELKOM!

Ga rustig op je plek zitten.

Spullen op tafel. Laptop dicht.

Zet je tas op de grond.

Pak je leesboek en ga lezen.



timer
5:00
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

WELKOM!

Ga rustig op je plek zitten.

Spullen op tafel. Laptop dicht.

Zet je tas op de grond.

Pak je leesboek en ga lezen.



timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

lesdoelen
tijd over: zelf werken
afsluiten: wat heb je geleerd?
uitleg en check
volgende keer

Slide 2 - Tekstslide

Zelf werken
> Bestudeer de begrippen blok 1-6.
> Waar? uitgedeeld materiaal vorige les of: Teams/bestanden/lesmateriaal/Begrippen blok 1-6.



timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Doelen
Ik weet hoe een schrijver tijd kan gebruiken om spanning te creëren in een verhaal
Ik kan versnelling, vertraging, flashbacks en flashforwards herkennen in een verhaal en dit zelf toepassen. 

Slide 4 - Tekstslide

chronologisch - niet-chronologisch
Een verhaal noem je chronologisch als de gebeurtenissen in een verhaal worden verteld in de volgorde waarin ze ook hebben plaatsgevonden. 
Voorbeeld: Dagboek van Anne Frank

Een verhaal is niet-chronologisch als de schrijver midden in een verhaal begint. de lezer komt er pas langzaam achter wat er gebeurt is. 
Voorbeeld: boeken van Mel Wallis de Vries

Slide 5 - Tekstslide

vertelde tijd - verteltijd 
Vertelde tijd de tijdsperiode van een verhaal (bijvoorbeeld: twee minuten - twee jaar).

Verteltijd Elk verhaal heeft een bepaalde lengte: woorden, zinnen, bladzijden (150 woorden, 2 minuten leestijd).

Slide 6 - Tekstslide

versnelling - vertraging
Een verhaal kan versneld worden door een sprong te maken in de tijd. Opeens is de tijd in het verhaal twee jaar verder, in de volgende alinea of op de volgende bladzijde.

Een verhaal kan vertraagd worden door een bepaalde scene lang te laten duren. Alles wordt dan heel uitgebreid beschreven. 

Slide 7 - Tekstslide

flashforward - flashback
flashforward ook wel vooruitwijzing genoemd. De lezer krijgt een tip over wat er verderop in het verhaal gebeurt.

flashbacwanneer een personages terugkijkt in de tijd (terugblik). Dit kan uitgebreid zijn, maar ook in een paar regels gebeuren. 

LET OP: in beide gevallen wordt de chronologie van het verhaal onderbroken. 
wat is chronologie?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

In deze scene is gebruik gemaakt van
A
flashforward
B
versnelling
C
vertraging
D
flashback

Slide 10 - Quizvraag

Ze zou ’s avonds weglopen. Ze hoefde alleen nog maar de rest van de dag door te komen.

Is hier sprake van:
A
flashback
B
tijdversnelling
C
vertraging
D
flashforward

Slide 11 - Quizvraag

Het viel niet op dat Anna niet kwam ontbijten. In de avond zou ze weglopen. Om 12 uur klom ze uit haar bed, douchte lang en sloop naar beneden.

Hier is sprake van:
A
flashback
B
tijdversnelling
C
tijdvertraging
D
flashforward

Slide 12 - Quizvraag

Een jongen springt zonder te betalen over het hek bij de toegangspoort van het honkbalstadion van de New York Giants, terwijl suppoosten hem achtervolgen.

Slide 13 - Tekstslide

In dit (stukje van een) verhaal is gebruikgemaakt van....
A
flashforward
B
tijdversnelling
C
tijdvertraging
D
flashback

Slide 14 - Quizvraag

Wat moet je weten?
Hoe gebruik je tijd om een verhaal spannend te maken?

Je herkent versnelling, vertraging, flashback en flashforward in een verhaal.

Slide 15 - Tekstslide

Volgende keer
- laatste theorie: blok 6
- bestuderen alle begrippen fictie en vragen stellen





Slide 16 - Tekstslide