Waarom hebben we dit nodig?
Sinterklaas gaf het jongetje een groot cadeau.
Het jongetje vond het geen mooi cadeau.
Het jongetje gaf
het grote cadeau aan zijn zus.
Zijn zus vond het grote cadeau ook niet mooi en gaf het grote cadeau weer terug aan het jongetje.
OF
Sinterklaas gaf het jongetje een groot cadeau. Hij vond het geen mooi cadeau. Hij gaf het aan zijn zus. Zij vond het ook niet mooi en gaf het weer terug aan hem.