12-4 persoonlijk + bezittelijk

WELKOM!

Ga rustig zitten op je eigen plek.
Pak je werkboek en een pen.






1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

WELKOM!

Ga rustig zitten op je eigen plek.
Pak je werkboek en een pen.






Slide 1 - Tekstslide

Docent
Cas
Tim
Alex
Sam
Madina
Yara
Mariam
Juliva
Nout
Lorenzo
Naoufal
Tijme
Hailey
Bemnet
Julia
Gino
Khalid
Umut
2E

Slide 2 - Tekstslide

Afspraken

  1. Luister rustig naar de uitleg.
  2. Blijf zitten op je plek.
  3. Ga niet in discussie.



waarschuwing 1 - naam 
waarschuwing 2 - strafwerk
waarschuwing 3 - nablijven
waarschuwing 4 - gele kaart

Slide 3 - Tekstslide

Planning
Dinsdag : Woordsoorten herhaling
Donderdag: 
1  Persoonlijk voornaamwoord
2 Lezen - Anne Frank
3 Bezittelijk voornaamwoord
Vrijdag: Alles begrepen?

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik

bezittelijk voornaamwoord

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoel
Je weet wat een bezittelijk en persoonlijk voornaamwoord is en je herkent ze in een tekst.


Slide 6 - Tekstslide

Waarom hebben we dit nodig?
Sinterklaas gaf het jongetje een groot cadeau. Het jongetje vond het geen mooi cadeau. Het jongetje gaf het grote cadeau aan zijn zus.
Zijn zus vond het grote cadeau ook niet mooi en gaf het grote cadeau weer terug aan het jongetje
OF
Sinterklaas gaf het jongetje een groot cadeau. Hij vond het geen mooi cadeau. Hij gaf het aan zijn zus. Zij vond het ook niet mooi en gaf het weer terug aan hem.

Slide 7 - Tekstslide

Waarom hebben we dit nodig?
De fiets van Whitley is kapot. Whitley brengt de fiets van Whitley naar de winkel van de fietsenmaker. Whitley loopt met de fiets van Whitley de winkel van de fietsenmaker in. 

OF

De fiets van Whitley is kapot. Whitley brengt haar fiets naar de winkel van de fietsenmaker. Whitley loopt met haar fiets zijn winkel in.  

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeelden
Ik heb een huis.
Het huis is van mij.
Het is mijn huis.


Wij hebben een huis.
Het huis is van ons.
Het is ons huis.

Slide 9 - Tekstslide

Ik heb een huis.
Het huis is van mij.
Het is mijn huis.


Wij hebben een huis.
Het huis is van ons.
Het is ons huis.


Rode woorden zijn persoonlijk.
Zwarte woorden zijn bezittelijk.



Hoe kan ons allebei zijn?

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht

Maak opdracht 1,2, 3 op blz. 23 en verder.



Rustig overleggen mag.
Vraag? Steek je vinger op.





Klaar?

Maak opdr. 4 op blz. 25.
timer
15:00

Slide 11 - Tekstslide

Hij gaf vandaag een leuke les.

Wat zijn de pers. vnw in deze zin?
A
gaf
B
er zit er geen in
C
vandaag
D
hij

Slide 12 - Quizvraag

Zij gaf vandaag een leuke les aan hen.

Wat zijn de pers. vnw in deze zin?
A
zij
B
zij en hen
C
leuke
D
vandaag

Slide 13 - Quizvraag

Monica gaf haar pen aan Lina.


Wat zijn de bez. vnw in deze zin?
A
Lina
B
gaf
C
pen
D
haar

Slide 14 - Quizvraag

De pen is van ons.


Is ons bezittelijk of persoonlijk?
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 15 - Quizvraag

Dat is ons huis.


Is ons bezittelijk of persoonlijk?
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 16 - Quizvraag