H1 Les 5 Economie Havo3
1 / 34
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Geld en zijn waarde
Intrinsieke
waarde
Nominale waarde
Interne
waarde
Externe waarde
Waarde
materiaal
Getal
op de munt
Koopkracht
van geld
Wissel-koers
Slide 21 - Sleepvraag
Slide 22 - Tekstslide
2. Welke stelling is juist voor de dubbelkop
A
nominale waarde is hoger dan interne
B
nominale waarde is hoger dan intrinsieke
C
intrinsieke waarde is hoger dan interne
D
intrinsieke waarde is hoger dan nominale
Slide 23 - Quizvraag
3. Welke waarde past bij de bron?
timer
2:00
A
B
C
D
intrinsiekewaarde
externe waarde
interne waarde
Interne en nominale waarde
Slide 24 - Sleepvraag
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Functies van geld
De ruilfunctie
De rekenfunctie
De oppotfunctie
Je koopt een smartphone
Je berekent hoeveel appels één schooltas waard is
Je hebt een spaar-rekening voor later
Slide 28 - Sleepvraag
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃
Slide 33 - Poll
H1.4 vraag 8
De ruilfunctie
De rekenfunctie
De oppotfunctie
c. Je koopt met 50 euro 2 overhemden
b. 1 Volkskrant is even duur als 8 stroopwafels
a. 120 euro storten op spaar-rekening
