7.1 Een land in de delta

7.1 Land in de Delta
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
aardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

7.1 Land in de Delta

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Je weet dat ongeveer 2/3 van Nederland onder de NAP ligt.

NAP:
Normaal Amsterdams Peil
-- Het gemiddelde zeeniveau

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

    onderdelen rivierenlandschap

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

Twee soorten dijken
▪️ Winterdijk —> ligt op de oeverwal, hoog

▪️ Zomerdijk —> ligt dichtbij de rivier, lager

▪️Tussen winterdijk en de rivier ligt een gebied dat mag overstromen bij te hoog water: de uiterwaarden

▪️ Kijk naar de afbeelding en zie het verschil!

Slide 16 - Tekstslide

RIVIEREN IN NEDERLAND

Slide 17 - Tekstslide

Je kan de volgende onderdelen van een rivier in Nederland aanwijzen op een dwarsdoorsnede / foto: oeverwal, komgrond, zomerdijk, winterdijk en uiterwaard.

Slide 18 - Tekstslide

NAP
A
Nieuw Amsterdams Peil
B
Normaal Amsterdams Peil

Slide 19 - Quizvraag

Wat geeft het NAP aan?
A
de gemiddelde hoogte van de zeespiegel
B
de gemiddelde hoogte van de zeespiegel, plus een meter
C
de hoogte van de zeespiegel bij hoogwater
D
de hoogte van de zeespiegel bij laagwater

Slide 20 - Quizvraag

zandlandschap
veenlandschap
rivierlandschap

Slide 21 - Sleepvraag

Bekijk de afbeelding. Je ziet hier het ontstaan van Laag- Nederland als gevolg van de zeespiegelstijging.

Koppel de juiste grondsoorten aan de juiste letters.
Kies uit: zeeklei – zand – grind en zand – veen.
1
2
3
4
Zeeklei
grind en zand
zand
veen

Slide 22 - Sleepvraag

Duinzand
Zeeklei
Veen
Door golven en wind
Dode plantenresten onder water zonder zuurstof
In stilstaand water achter de duinen

Slide 23 - Sleepvraag

Sedimentatie is het
A
Afbrokkelen van gesteente
B
Neerleggen van gesteente
C
Afslijten van gesteente
D
Einde van een rivier

Slide 24 - Quizvraag

Wat is veen?
A
Natte grondsoort die bestaat uit afgestorven plantenresten
B
Laaggelegen deel van het rivierengebied
C
Het inzakken van de grond door opdroging van klein en veen en verrotting van veen.
D
Een drooggemaakt meer of stuk van de zee

Slide 25 - Quizvraag

Veen bestaat uit plantenresten.
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quizvraag

Veen ontstaat in een ...
A
moeras
B
rivier
C
waddenzee

Slide 27 - Quizvraag

hoog NL 
laag NL
zeekleilandschap
rivierkleilandschap
zandlandschap

Slide 28 - Sleepvraag

Welke letter geeft de komgrond aan?
A
Letter A
B
Letter B

Slide 29 - Quizvraag

Oeverwallen zijn verhoogde gebieden van een rivier en omgeving.
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quizvraag

De eerste bewoners van het rivierenlandschap woonden op de oeverwallen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quizvraag

De oeverwallen bestaan uit...?
A
Zeeklei
B
Veen
C
Rivierklei
D
Zand

Slide 32 - Quizvraag

de komgronden bestaan uit:
A
zand
B
klei

Slide 33 - Quizvraag

Oeverwal
Komgrond
Dijk

Slide 34 - Sleepvraag

Winterdijk
Zomerdijk
Uiterwaard
Kribben
Komgronden
Oeverwal

Slide 35 - Sleepvraag

Succescriteria
Wat moet je kennen en kunnen?
  • Je kunt uitleggen hoe het Nederlandse landschap is opgebouwd door de zee.
  • Je kunt de kenmerken noemen van de oeverwallen, kommen en uiterwaarden.
  • Je kunt uitleggen waarom een rivier zich bij zee vertakt tot een delta.
  • Je kunt uitleggen waarom het rivierenlandschap dicht bi de rivier hoger is opgebouwd dan verder van de rivier af.
  • Je kunt uitleggen waar de eerste mensen in het rivierengebied gingen wonen en waarom daar.
  • Je kunt de onderdelen van het rivierenlandschap herkennen en de belangrijkste kenmerken ervan noemen.
  • Je kent de topografie van de belangrijkste wateren en polders in Nederland.

Slide 36 - Tekstslide

Begrippen
NAP:                   Normaal Amsterdams Peil; het gemiddelde zeeniveau
Sedimentatie:      Neerleggen van zand en klei
Riviermonding:   De plaats waar een rivier in zee stroomt.
Delta:                  Vertakte riviermonding
Oeverwal:           Hoger gelegen gebied direct langs de rivier.
Komgronden:      Laag gelegen gebied dat iets verder van de rivier ligt.
Winterdijken:      Rivierdijk die het water keert bij de hoogste waterstand.
Wiel:                   Meertje dat ontstaat bij een dijkdoorbraak.
Zomerdijken:      Dijk dicht bij de rivier die het water bij een lage rivierstand keert.
Uiterwaarden:     Gebied tussen de rivier en de winterdijk dat bij hoogwater onder water loopt

Slide 37 - Tekstslide