Aan elkaar of los? Samenstellingen

Aan elkaar of los? 
Doel: 
Je weet wanneer je woorden aan elkaar, los of met een koppelteken moet schrijven. 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Aan elkaar of los? 
Doel: 
Je weet wanneer je woorden aan elkaar, los of met een koppelteken moet schrijven. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Moeten deze woorden aan elkaar of los? 

  • auto rijles
  • stage verslag
  • introductie week
  • televisie programma
  • reken docent
  • speelgoed winkel
  • diploma uitreiking 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan elkaar of los?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


De volgende woorden schrijf je aan elkaar 
  • samenstellingen: rugzak
  •  woorden met er-, hier-, daar- en waar- plus voorzetsel: erbij, hierin, daarover, waarvoor
  • getallen tot en met duizend: zevenhonderdvijftig, drieëndertig
    Aan de bijwoorden ergens, nergens en overal kan nóóit een voorzetsel of bijwoord worden vast geschreven! 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
garagedeur
B
garagendeur
C
garage deur
D
garage-deur

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
pennedoos
B
pennendoos
C
penne doos
D
pennen doos

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
stage plaats
B
stagesplaats
C
stageplaats
D
stage-plaats

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
surveillanceronde
B
surveillancenronde
C
surveillance ronde
D
surveillancen ronde

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
bureaustoel
B
bureau stoel
C
bureau-stoel

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
huize bezitter
B
huizenbezitter
C
huizen bezitter
D
huizebezitter

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Koppelteken in samenstellingen
  • aardrijkskundige namen : Centraal-Europa
  • deel van de samenstelling bestaat uit afkorting, letters of cijfers: A4-papier, vmbo-leerling, het #-teken
  • vaste combinatie: kant-en-klaarmaaltijd
  • een samenstelling met een letterwoord dat één of meer hoofdletter bevat: NAVO-bijdrage, Cito-toets

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Koppelteken in samenstellingen
  • met 'gelijkwaardige' delen: president-directeur, rood-wit-blauw
  • klinkerbotsing: co-ouder, zee-egel
  • Bij de volgende voorvoegsels:  bijna-, ex- (in de betekenis voormalig), niet-, non-, oud- (in de betekenis voormalig), Sint-, sint-: ex-collega, sint-bernardshond, oud-burgemeester 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
auto onderdelen
B
auto-onderdelen
C
autoonderdelen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
lange termijn-planning
B
langetermijnplanning
C
lange termijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
daar om heen
B
daaromheen
C
daarom heen
D
daar omheen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
Zuid-Hollander
B
ZuidHollander
C
zuid-Hollander
D
Zuid-hollander

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
mbo opleiding
B
MBO opleiding
C
MBO-opleiding
D
mbo-opleiding

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
havo-leerling
B
mavoleerling
C
vwo-leerling
D
havoleerling

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk woord hoort geen koppelteken?
A
maximum-snelheid
B
ski-jas
C
chocolade-ijs
D
ex-directeur

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wel of geen koppelteken?
A
minimuminkomen
B
minimum-inkomen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wel of geen koppelteken?


A
politieagent
B
politie-agent

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik wil ten minste een zes voor Nederlands halen.
A
tenminste
B
ten minste

Slide 26 - Quizvraag

tenminste = in ieder geval, althans 
Ik ben niet goed in wiskunde, maar ik kan tenminste hoofdrekenen. 

ten minste = minimaal, minstens 
Je moet voor deze functie ten minste een mbo-opleiding hebben. 
Wat is goed?
A
interim manager
B
interim-manager
C
interimmanager

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
pc-netwerk
B
pc netwerk
C
pcnetwerk

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De voorzitter bedankte .... al de gasten.
A
ten slotte
B
tenslotte

Slide 29 - Quizvraag

ten slotte = tot slot
ten slotte deden we nog een quiz aan het eind. 

tenslotte = immers, 'per slot van rekening' 
Aan de slag: we zijn hier tenslotte niet om te luieren. 
Jij bent echt ..... voor deze wereld.
A
tegoed
B
te goed

Slide 30 - Quizvraag

tegoed = een tegoed van ... euro
te goed = beter dan nodig
Er is echt een .... aan vrijwilligers.
A
te kort
B
tekort

Slide 31 - Quizvraag

tekort = een gebrek
te kort = korter dan gewenst