Schenken en erven

Wat is het verschil tussen schenken en erven?
1 / 20
volgende
Slide 1: Open vraag
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat is het verschil tussen schenken en erven?

Slide 1 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van schenken

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Schenken = een overeenkomst waarbij een schenker ten koste van zijn/haar eigen vermogen de ontvanger (begunstigde) verrijkt zonder tegenprestatie

 Kenmerken schenking:
- overeenkomst (en de schenking is aangenomen)
- om niet (geen tegenprestatie)
- verarming schenker en verrijking begiftigde
- bevoordelingsbedoeling (vrijgevigheid)
Schenking

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schenken aan ANBI
Algemeen nut beogende instelling 
  • zet zich voor minimaal 90% in voor algemeen nut 
  • geen winstoogmerk 
  • beloning bestuurders is beperkt tot onkostenvergoeding 
  • openbaarmaking gegevens op website 

Voorbeelden: musea, theaters, WNF, Kankerfonds 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schenken fiscaal 
De ontvanger is verantwoordelijk voor de schenkbelasting. 
Niet altijd is er schenkbelasting verschuldigd, doordat er vrijstellingen zijn. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stelling: Je oom mag je evenveel belastingvrij schenken als je vader
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan voor het berekenen van een netto-schenking
Stap 1: Bepaal de relatie tussen schenker en ontvanger: 
Wat is de ontvanger van de schenker?
Stap 2: Bepaal het belastingpercentage.
Stap 3: Bepaal de vrijstelling
Stap 4: Bereken de schenkbelasting:
(bruto-schenking - vrijstelling) x belastingspercentage
Stap 5: Bereken de netto-schenking:
bruto-schenking - schenkbelasting

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stelling: Je kunt in Nederland alleen een deel van je vermogen aan vrienden nalaten als je een testament opstelt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

 - bij vererving erven alleen echtgenoot/kinderen (1e groep)
   --> het gaat om juridische kinderen van de overledene
 - geen echtgenoot/kinderen? --> ouders, broers en zussen (2e groep) erven
 - geen ouders, broers en zussen? --> grootouders (3e groep) erven
 - geen grootouders? -->  overgrootouders (4e groep) erven

    --> binnen een groep heeft iedere persoon recht op een gelijk deel van de
          nalatenschap
Versterferfrecht = het erfrecht dat geldt als de erflater geen testament heeft
 --> er bestaat een volgorde van groepen erfgenamen binnen 
       het versterfrecht

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie hoort er bij het versterferfrecht in welke groep thuis?
Groep 1
Groep 2
Groep 3
Groep 4
N.V.T.
Grootouders
Ouders
Broers en zussen
Echtgenoot
Overgrootouders
Kinderen
Vriend/Vriendin
Ooms en tantes
Neven en nichten
Geregistreerd partner

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opzoekvraag:
Wanneer geldt het versterferfrecht niet?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opzoekvraag:
Wat houdt de legitieme portie in?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande stellingen is/zijn juist?
Stelling I: Je kunt iemand of een organisatie buiten de erfgenamen geld en/of goederen nalaten door diegene te legateren
Stelling II: Je kunt iemand dwingen om na jouw overlijden iets te doen door diegene een last op te leggen
A
Stelling I is juist; Stelling II is onjuist
B
Stelling I is onjuist; Stelling II is juist
C
Stelling I en II zijn onjuist
D
Stelling I en II zijn juist

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande stellingen is/zijn juist?
Stelling I: Je kunt je kind onterven en daarmee de legitieme portie van diegene afnemen.
Stelling II: De legitieme portie is altijd de helft van een kindsdeel in de erfenis
A
Stelling I is juist; Stelling II is onjuist
B
Stelling I is onjuist; Stelling II is juist
C
Stelling I en II zijn onjuist
D
Stelling I en II zijn juist

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zuiver aanvaarden
Beneficiair aanvaarden
Verwerpen
Je aanvaardt de erfenis alleen als de bezittingen groter zijn dan de schulden
Het is niet verstandig hiervoor te kiezen als je vermoedt dat de erflater veel schulden heeft
Hier is automatisch sprake van als je goederen van de erfenis onttrekt of verkoopt
Hier is automatisch sprake van als de erfgenaam een minderjarig kind is

Slide 19 - Sleepvraag

A2, B1, C1, D2
Opgaven maken
Maken: 4, 5, 9, 10, 13, 14, 15, E9.2, E9.3 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies