V1 Oefenen Grammatica Zinsdelen

Vandaag
  1. Lezen leesboek 3
  2. Herhalen zinsdelen
  3. Woordsoorten
  4. Zelfstandig werken aan de opdrachten
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag
  1. Lezen leesboek 3
  2. Herhalen zinsdelen
  3. Woordsoorten
  4. Zelfstandig werken aan de opdrachten

Slide 1 - Tekstslide

Lezen

Slide 2 - Tekstslide

Doel van de les
Het herhalen van de zinsdelen en woordsoorten

Nieuw: bijwoord en voorzetsel 

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica
Zindelen
Woordsoorten

Slide 4 - Tekstslide

Welke zinsdelen ken je?

Slide 5 - Woordweb

Grammatica zinsdelen
pv
WWG
OW
LV
MV

Slide 6 - Tekstslide

Redekundig ontleden is
A
woorden benoemen
B
zinsdelen benoemen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is taalkundig ontleden?
A
zinsdelen benoemen
B
woordsoorten benoemen
C
zinnen splitsen

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn voorbeelden van zinsdelen?
A
zelfstandig naamwoord
B
onderwerp
C
werkwoordelijk gezegde
D
werkwoord

Slide 9 - Quizvraag

Hoe weet je of iets een zinsdeel is?
A
Het heeft als geheel dezelfde functie.
B
Het blijft in elke volgorde bij elkaar (als de betekenis niet verandert).
C
Het kan als geheel voor de persoonsvorm komen te staan.
D
Alle antwoorden (A, B en C).

Slide 10 - Quizvraag

Benoem de zinsdelen in de volgende zin. Ik heb de zinsdelen vast gemaakt: Mijn ouders hebben een huis gekocht.
Persoonsvorm
Gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Mijn ouders
hebben
een huis
gekocht.

Slide 11 - Sleepvraag

Ik weet dat niet.

Wat is 'dat' voor zinsdeel?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 12 - Quizvraag

Benoem de zinsdelen van de volgende zin: 
Joris heeft zijn moeder een cadeau gegeven.
Persoonsvorm
Gezegde
Onderwerp
Lijdend
voorwerp
MV
Joris
heeft
zijn moeder
een cadeau
gegeven.

Slide 13 - Sleepvraag

Benoem de zinsdelen
Pv en wwgezegde
Ow
Lv
Mv
Hij
mailt
zijn collega
de documenten.

Slide 14 - Sleepvraag

Benoem de zinsdelen
PV =
WWG
OW = 
LV = 
Overig =BWB
Stijn
heeft
sinds kort
een baantje als vakkenvuller

Slide 15 - Sleepvraag

De boot ligt aan de kade

aan de kade =
A
OW
B
Ander zinsdeel (BWB)
C
MV
D
LV

Slide 16 - Quizvraag

Benoem de zinsdelen
PV =
Gz = 
OW = 
LV = 
De kinderen
hebben
goede resultaten
behaald..

Slide 17 - Sleepvraag

4)Welke zinsdelen benoemen samen het werkwoordelijk gezegde?

De burgemeester 1 / had 2/ die voetbalwedstrijd 3/ verboden 4 ./
A
1 en 4
B
2 en 3
C
2 en 4
D
3 en 4

Slide 18 - Quizvraag

Welk zinsdeel benoem je als onderwerp in de volgende zin?

'In 1977 werd bij Velsen het skelet van een Romein gevonden in een waterput.'
A
het skelet
B
een Romein
C
Velsen
D
het skelet van een Romein

Slide 19 - Quizvraag

Niemand heeft mij iets gevraagd. 
Benoem het zinsdeel 'iets'
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
naamwoordelijk gezegde (ng)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)

Slide 20 - Sleepvraag

Woordsoorten
  • olw
  • blw
  • znw
  • bnw
  • ww


Slide 21 - Tekstslide

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'zijn'
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 22 - Quizvraag

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'lastig' =
A
zn
B
zww
C
bn
D
lw

Slide 23 - Quizvraag

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'Woordsoorten' is een............
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 24 - Quizvraag

Grammatica H36
Bijwoorden en voorzetsels

Slide 25 - Tekstslide

Voorzetsel

Slide 26 - Woordweb

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Aan
het
water
zat
een
slaperige
visser.

Slide 27 - Sleepvraag

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Op
maandag
zit
Naomi
aan
de
kassa.

Slide 28 - Sleepvraag

Bijwoord

Slide 29 - Woordweb

Over wat door soort woorden geeft een bijwoord informatie?

Slide 30 - Open vraag



Zoek het bijwoord:

Morgen geef ik een feestje.
A
morgen
B
geef
C
een
D
feestje

Slide 31 - Quizvraag

Zoek het bijwoord:
A
Ik
B
altijd
C
heb
D
pech

Slide 32 - Quizvraag

Opdrachten
  • Goed lezen blz 146 en 148
  • Maken H36 opdr 1, 3 en 6 (alleen de voorzetsels en niet de achterzetsels)
  • Ben je klaar, dan ga je nog even lezen in je leesboek

Slide 33 - Tekstslide

Huiswerk voor vrijdag 17 februari
Leren H21, H22 en H36
Maken H36 opdr 1, 3 en 6

Slide 34 - Tekstslide

Ik
hang
mijn jas
aan de kapstok
OW
LV
WWG
Ander zinsdeel/BWB
MV

Slide 35 - Sleepvraag