Disk woordenschat thema 18
1 / 44
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
DE of HET?
bevolking
bevolking
A
de
B
het
Slide 2 - Quizvraag
DE of HET?
aanbod
aanbod
A
de
B
het
Slide 3 - Quizvraag
DE of HET?
bewoner
bewoner
A
de
B
het
Slide 4 - Quizvraag
DE of HET?
droombaan
droombaan
A
de
B
het
Slide 5 - Quizvraag
DE of HET?
contract
contract
A
de
B
het
Slide 6 - Quizvraag
DE of HET?
eigenschap
eigenschap
A
de
B
het
Slide 7 - Quizvraag
DE of HET?
beroep
beroep
A
de
B
het
Slide 8 - Quizvraag
DE of HET?
eis
eis
A
de
B
het
Slide 9 - Quizvraag
DE of HET?
toekomst
toekomst
A
de
B
het
Slide 10 - Quizvraag
DE of HET?
opleiding
opleiding
A
de
B
het
Slide 11 - Quizvraag
DE of HET?
gevoel
gevoel
A
de
B
het
Slide 12 - Quizvraag
DE of HET?
rust
rust
A
de
B
het
Slide 13 - Quizvraag
DE of HET?
succes
succes
A
de
B
het
Slide 14 - Quizvraag
DE of HET?
klimaat
klimaat
A
de
B
het
Slide 15 - Quizvraag
DE of HET?
kust
kust
A
de
B
het
Slide 16 - Quizvraag
DE of HET?
eiland
eiland
A
de
B
het
Slide 17 - Quizvraag
DE of HET?
geluid
geluid
A
de
B
het
Slide 18 - Quizvraag
DE of HET?
verzoek
verzoek
A
de
B
het
Slide 19 - Quizvraag
DE of HET?
kans
kans
A
de
B
het
Slide 20 - Quizvraag
DE of HET?
talent
talent
A
de
B
het
Slide 21 - Quizvraag
DE of HET?
karakter
karakter
A
de
B
het
Slide 22 - Quizvraag
DE of HET?
gezin
gezin
A
de
B
het
Slide 23 - Quizvraag
Wat is het meervoud?
(Schrijf ook het lidwoord)
het geluid
(Schrijf ook het lidwoord)
het geluid
Slide 24 - Open vraag
Wat is het meervoud?
(Schrijf ook het lidwoord)
het karakter
(Schrijf ook het lidwoord)
het karakter
Slide 25 - Open vraag
Wat is het meervoud?
(Schrijf ook het lidwoord)
het voordeel
(Schrijf ook het lidwoord)
het voordeel
Slide 26 - Open vraag
Wat is het meervoud?
(Schrijf ook het lidwoord)
het eiland
(Schrijf ook het lidwoord)
het eiland
Slide 27 - Open vraag
Wat is het meervoud?
(Schrijf ook het lidwoord)
het gezin
(Schrijf ook het lidwoord)
het gezin
Slide 28 - Open vraag
Wat is het meervoud?
(Schrijf ook het lidwoord)
het succes
(Schrijf ook het lidwoord)
het succes
Slide 29 - Open vraag
Wat is het meervoud?
(Schrijf ook het lidwoord)
het nadeel
(Schrijf ook het lidwoord)
het nadeel
Slide 30 - Open vraag
Wat is het meervoud?
(Schrijf ook het lidwoord)
de eigenschap
(Schrijf ook het lidwoord)
de eigenschap
Slide 31 - Open vraag
Wat is het meervoud?
(Schrijf ook het lidwoord)
de bewoner
(Schrijf ook het lidwoord)
de bewoner
Slide 32 - Open vraag
Schrijf het werkwoord goed:
De jongen ... (hoeven) morgen niet naar school.
De jongen ... (hoeven) morgen niet naar school.
Slide 33 - Open vraag
Schrijf het werkwoord goed:
Iedereen ... (feliciteren) me vandaag met mijn verjaardag.
Iedereen ... (feliciteren) me vandaag met mijn verjaardag.
Slide 34 - Open vraag
Schrijf het werkwoord goed:
Barbara ..... (oppassen) de kinderen van haar zus.
Barbara ..... (oppassen) de kinderen van haar zus.
Slide 35 - Open vraag
Schrijf het werkwoord goed:
Ik ... (combineren) de kleur blauw en geel.
Ik ... (combineren) de kleur blauw en geel.
Slide 36 - Open vraag
De school waar je voor een beroep leert.
A
recent
B
de opleiding
C
de kust
D
misschien
Slide 37 - Quizvraag
Iets wat kort geleden is gebeurd, is ...
A
recent
B
de opleiding
C
de kust
D
misschien
Slide 38 - Quizvraag
De zee, het strand en de duinen samen.
A
recent
B
de opleiding
C
de kust
D
misschien
Slide 39 - Quizvraag
Als je het nog niet zeker weet, dan is het ...
A
recent
B
de opleiding
C
de kust
D
misschien
Slide 40 - Quizvraag
Als je iets aan iemand vraagt, dan je hem ...
A
straks
B
een talent
C
een verzoek
D
de toekomst
Slide 41 - Quizvraag
Alles wat er nog gaat gebeuren.
A
straks
B
een talent
C
een verzoek
D
de toekomst
Slide 42 - Quizvraag
Als je het niet nu doet, maar over een uur. Dan doe je het ...
A
straks
B
een talent
C
een verzoek
D
de toekomst
Slide 43 - Quizvraag
Je hebt er niet voor geleerd, maar je kunt het goed. Dan heb je ...
A
straks
B
een talent
C
een verzoek
D
de toekomst
