HV2 les 6 Grammatica H6 redekundig ontleden

Vandaag
Lezen
H6 persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde
Opdrachten maken


1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
Lezen
H6 persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde
Opdrachten maken


Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les:

weet je hoe je de persoonsvorm, het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde vindt in een zin.

Slide 3 - Tekstslide

Te behandelen grammatica Kern 
H5 Taalkundig ontleden (zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijke naamwoord, bijwoord, voorzetsel. voornaamwoorden, soorten werkwoorden): afgerond

H6 Redekundig ontleden (persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp, bijwoordelijke bepaling): mee bezig

H20 Koppelwerkwoord en naamwoordelijk gezegde: 

H21 Voornaamwoorden & telwoorden: mee bezig

H35 Samengestelde zinnen en voegwoorden:

H36 Bijvoeglijke bepaling & bijstelling: 


Slide 4 - Tekstslide

Startopdracht: steek 1, 2, 3 of 4 vingers op
De leerlingen mavo 2 zijn tijdens de biologieles aan het experimenteren met microscopen.

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?

1 zijn aan het experimenteren
2 zijn, experimenteren
3 zijn
4 de biologieles

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm PV
De PV is altijd een werkwoord. 
De volgende morgen lag de groene enveloppe op de mat.

1. De vraagproef
Maak een vragende zin. Het werkwoord dat vooraan komt te staan is de PV. 
Lag de volgende morgen de groene enveloppe op de mat?

2. De tijdproef
Verander de tijd van de zin. Het werkwoord dat verandert is de PV. 
De volgende morgen ligt de groene enveloppe op de mat.

3. De getalproef
Verander het getal (enkelvoud/meervoud) van het onderwerp. Het werkwoord dat verandert is de PV. 
De volgende morgen lagen de groene enveloppen op de mat. 

Slide 6 - Tekstslide

Zinsdelen
De volgende morgen |lag |de groene enveloppe | op de mat.
Begin altijd met het verdelen van de zin in zinsdelen. Zoek eerst de persoonsvorm. mEen zinsdeel is één woord of een groepje woorden dat bij elkaar hoort.

Wat je voor de persoonsvorm kunt zetten, is een zinsdeel:
Lag de volgende morgen de groene envelop op de mat?
De volgende morgen lag de groene enveloppe op de mat. 
De groene enveloppe lag de volgende morgen op de mat.
Op de mat lag de volgende morgen de groene enveloppe.

 Dit zijn de zinsdelen:
lag
de volgende morgen
de groene enveloppe
op de mat

 

Slide 7 - Tekstslide

Onderwerp OW: 3 manieren
1. Gebruik Wie/Wat + PV

De magere jongen stond in het doel.
PV: stond

Onderwerp = Wie/Wat + PV
Wie/Wat stond? de magere jongen stond
Onderwerp: de magere jongen


Slide 8 - Tekstslide

Onderwerp OW
2. Verander de persoonsvorm van meervoud naar enkelvoud of andersom. Het onderwerp verandert mee. 

De magere jongen stond in het doel.                 De magere jongens stonden in het doel.
Onderwerp: de magere jongen


3. Maak de zin vragend. Het zinsdeel dat meteen na de PV komt te staan, is het onderwerp. 
Stond de magere jongen in het doel?

Slide 9 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde WG

Alle werkwoorden in de zin.
Ook delen van scheidbare werkwoorden: 
opletten - let…op

De woordjes ‘te’ en ‘aan het’ horen bij het WG.
Hij zat op de rug van het paard een boek te lezen.
WG: zat te lezen
De kinderen zijn tikkertje aan het spelen.
WG: zijn aan het spelen

Slide 10 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Soms is het WG maar één werkwoord, dat is dan ook altijd de PV.
Soms zijn het er meer. 

Slide 11 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
De bloemen staan al een hele week in de vaas.

PV: staan
OW: die bloemen
WG: staan

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Dit weekend wil ik mijn verjaardag gaan vieren

PV: wil
OW: ik
WG: wil gaan vieren

Slide 13 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
De leerlingen ruimen het lokaal op. 

PV: ruimen
OW: de leerlingen
WG: ruimen op (hele werkwoord is opruimen!)

Slide 14 - Tekstslide

Startopdracht
De leerlingen mavo 2 zijn tijdens de biologieles aan het experimenteren met microscopen.

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?

1 zijn aan het experimenteren
2 zijn, experimenteren
3 zijn
4 de biologieles

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag
Kijk je huiswerk na: H21 opdr. 1 t/m 6

Maken H6 opdr. 1 t/m 5

Ben je klaar?
Maak zelf een zin met een persoonsvorm, onderwerp en een werkwoordelijk gezegde met een scheidbaar werkwoord en laat deze ontleden door je buur. 

Slide 16 - Tekstslide

Volgende les
We gaan verder met redekundig ontleden: naamwoordelijk gezegde/koppelwerkwoorden.

Slide 17 - Tekstslide

Zijn voor jou de lesdoelen behaald
Ik kan in een zin de volgende zinsdelen benoemen:
- persoonsvorm
- werkwoordelijk gezegde
- onderwerp

Slide 18 - Tekstslide