T5 Weektaak 4 1bkb

• Biologie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Ecologie  thema 6 basisstof 4 en 5

Wat weet je nog van de vorige les?

soortgenoten, voedsel en roofdieren zijn voorbeelden van:

1. abiotische factoren
2. biotische factoren

Weektaak 4

• Basisstof 4 en 5
• Lesson-up oefentoets

Leerdoelen weektaak 4

• Je moet bij dieren aanpassingen aan het milieu kunnen beschrijven.
• Je moet bij planten aanpassingen aan het milieu kunnen beschrijven.​

0

Aanpassingen bij dieren

• Dieren hebben aanpassingen aan het milieu (leefomgeving)

       waarin ze leven.

• Bijvoorbeeld functies zoals de voortbeweging, voeding, ademhaling, voorplanting etc.

0

Een woestijnvos raakt zijn warmte kwijt door:

1. Hijgen
2. grote oren
3. zweten
4. grote voetzolen

0

Waterdieren

- Vissen hebben kieuwen en vinnen

- huid is anders> schubben en slijm

- lichaam is gestroomlijnn ( kop, romp en staart gaan geleidelijk in elkaar over)

Landdieren

-  Dieren die op het land leven hebben meestal geen gestroomlijnde lichaamsvorm, zoals een olifant of struisvogel/ emoe.

- grote dieren zijn zwaar en hebben daardoor een stevige poten en een zwaar skelet (om hun eigen gewicht  zoals een nijlpaard, olifant, neushoorn etc.

Hoe is een dolfijn aangepast aan zijn leefomgeving?

De buik van deze waterdieren is wit. Hoe zorgt dat voor een schutkleur?

1. wit lijkt wel zonlicht
2. wit verblind roofdieren zoals de haai
3. wit is de kleur van water
4. wit schijnt blauw op in het water

Aanpassingen bij zoogdieren aan de ondergrond

• zoolgangers lopen op de hele voetzool (apen, beren, egels)
• teengangers lopen op hun tenen (katten en honden)
• Topgangers (hoefgangers) lopen op de toppen van de tenen ( paarden, herten, varkens)

Welke hoort er niet bij?

1. Teengangers
2. Topgangers
3. Voetgangers
4. Zoolgangers

Welk dier kan het snelste rennen bij een harde ondergrond

1. beer
2. kat
3. paard

De poten van vogels

• sommige vogels hebben drie tenen om zich vast te klemmen aan takken zoals zangvogels (merels, spreeuwen, mezen,vinken.
• bij Roofvogels hebben de tenen scherpe klauwen  om hun prooi te pakken. 
• Loopvogels hebben geen tenen naar achteren (struisvogels)
• watervogels hebben zwemvliezen tussen de tenen zoals eenden, zwanen etc.
• steltlopers hebben lange poten zoals een flamingo of wulp

Welke aanpassing aan de poten zorgt dat de wulp is aangepast aan zijn leefomgeving

1. De poten zijn lang, daardoor kan hij snel lopen.
2. De poten zijn lang dan kan hij in het water staan zonder natte veren te krijgen

De snavels van vogels

• sommige zangvogels hebben kegelsnavels omdat ze zaden eten
• sommige zangvogels hebben pincetsnavel zodat ze insecten kunnen eten
• roofvogels hebben een haaksnavel om prooien te in stukken te scheuren
• Vogels die bodemdiertjes eten hebben een priemsnavel zoals een reiger/ wulp

Met welke snavels kan je goed dieren eten?

1. haak-snavel en kegel-snavel
2. zeef-snavel en kegel-snavel
3. kegel-snavel en pincet- snavel
4. haak-snavel en pincet-snavel

Aanpassingen van planten

• sommige planten groeien het beste bij veel licht zoals zonplanten (zonnebloemen, rozen, tulpen etc.) Bijvoorbeeld in een open veld of in woestijnen
• sommmige planten groeien het beste bij weinig licht zoals schaduwplanten
• op de bodem van een loofbos heb je veel schaduwplanten die vroeg in het voorjaar bloeien door de hoeveelheid licht. Deze noem je voorjaarbloeiers

10. Bij paardenbloemen sterven bovengrondse delen af in de winter.
Is dit een vorm van aanpassing bij planten?

1. Juist
2. Onjuist

Landplanten

- droog milieu>  kleine dikke

bladeren (cactussen) en soms opslag van water in de stengels. Een sterk ontwikkelde wortelstelsel

- vochtig milieu> grote platte bladeren, zwak ontwikkeld wortelstelsel

 

Waterplanten

- de stengels zijn slap en luchtkanalen bevatten zoals bij waterlelies

Een aanpassing van de waterlelie zijn luchtkanalen in de stengels.

1. waar
2. niet waar

Weektaak 4

• Biologie voor Jou 
• 2KGT 
• Thema 6
• basisstof 6.4 en 6.5
• Lesson-up oefentoets ingeleverd!