weektaak 4 (5-06-20)

Wat weten jullie nog van vorige week?
1 / 27
volgende
Slide 1: Woordweb
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Wat weten jullie nog van vorige week?

Slide 1 - Woordweb

Soortgenoten, voedsel en roofdieren zijn voorbeelden van
A
Abiotische factoren
B
Biotische factoren

Slide 2 - Quizvraag

Weektaak 4
  • Basisstof 6.4 en 6.5
  • Lessonup toets

Slide 3 - Tekstslide

Basisstof 4  en 5
Aanpassingen bij dieren
                  Leerdoelen 
  • Je moet bij dieren aanpassingen aan het milieu kunnen beschrijven.

Slide 4 - Tekstslide

Aanpassingen aan:
  • Functies zoals de voorbeweging, voeding, ademhaling, voortplanting ect.
  • Functie van het dieren moet passen bij het milieu (leefomgeving).

Slide 5 - Tekstslide

0

Slide 6 - Video

Een woestijnvos raakt zijn warmte kwijt door:
A
Hijgen
B
Grote oren
C
Zweten
D
Groten voetzolen

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Waterdieren

- Vissen hebben kieuwen en vinnen

- huid is anders> schubben en slijm

- lichaam is gestroomlijnn ( kop, romp en staart gaan geleidelijk in elkaar over)


Landdieren

Dieren die op het land leven hebben meestal geen gestroomlijnde lichaamsvorm, zoals een olifant of struisvogel.

- grote dieren zijn zwaar en hebben daardoor een stevige poten en een zwaar skelet (om hun eigen gewicht  zoals een nijlpaard, olifant, neushoorn etc.


Slide 9 - Tekstslide

De buik van deze waterdieren is wit.
Hoe zorgt dat voor een schutkleur?
A
Wit lijkt wel zonlicht
B
Wit verblind roofdieren zoals de haai
C
Wit is de kleur van water
D
Wit schijnt blauw op in het water

Slide 10 - Quizvraag

Bewegen
  • zoolgangers
  • teengangers
  • topgangers (hoefgangers)

Dit zijn aanpassing op de ondergrond.

Slide 11 - Tekstslide

Welke hoort er niet bij?
A
Teengangers
B
Topgangers
C
Voetgangers
D
Zoolgangers

Slide 12 - Quizvraag

Zoolganger               Teenganger    Topganger

Slide 13 - Tekstslide

zoolganger

Loopt op zijn hele voetzool 
(van hielbeen tot en met de teenkootjes). 
Voordeel: hij verdeelt zijn gewicht over een groot oppervlak en zakt niet snel diep weg in een zachte ondergrond zoals bijv. sneeuw.
Nadeel: een zoolganger is minder snel

Slide 14 - Tekstslide

teenganger

Loopt op zijn tenen (alleen op de teenkootjes)

Voordeel: hij kan zachtjes sluipen
                     hij kan snel sprinten
Nadeel: bij lange afstanden is hij minder snel

Slide 15 - Tekstslide

topganger (hoefganger)

Loopt op het puntje van zijn tenen 
(alleen op het laatste teenkootje/hoef)
Voordeel: hij heeft enorm lange poten/benen
en kan daardoor heel hard lopen
Nadeel: bij drassige ondergrond zakt hij makkelijk de bodem in

Slide 16 - Tekstslide

Welke dier kan het snelst rennen bij een harde ondergrond?
A
beer
B
kat
C
paard

Slide 17 - Quizvraag

De poten van vogels
zangvogel
Roofvogel
Loopvogel
Watervogel
Steltlopers 

Slide 18 - Tekstslide

Welke aanpassing aan de poten zorgt dat de wulp is aangepast aan zijn leefomgeving?
A
De poten zijn lang, daardoor, kan hij snel lopen.
B
De poten zijn lang dan kan hij in het water staan zonder natte veren te krijgen

Slide 19 - Quizvraag

Voeden



De snavel van vogels zijn aangepast naar hun leefwijze.
  • kegelsnavel → zaden
  • pincetsnavel → insecten
  • haaksnavel (roofvogels)→ vlees
  • priemsnavel → bodemdiertjes
  • zeefsnavel → zeven uit water

Slide 20 - Tekstslide

Zangvogel
Roofvogel
Loopvogel
Watervogel
Steltloper

Slide 21 - Sleepvraag

Met welke snavel kan je goed dieren eten?
A
Haak-snavel en kegel-snavel
B
Zeef-snavel en kegel-snavel
C
Kegel-snavel en pincet-snavel
D
Haak-snavel en pincet-snavel

Slide 22 - Quizvraag

Aanpassingen bij planten(licht)
Niet alle planten hebben evenveel licht nodig. Je hebt zonplanten en schaduwplanten.

schaduwplanten zullen vroeg in het voorjaar bloemen hebben, zonplanten juist wat later.

Slide 23 - Tekstslide

Bij paardenbloemen sterven bovengrondse delen af in de winter. Is dit een vorm van aanpassing bij planten?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Landplanten

- droog milieu>  kleine dikke

bladeren (cactussen) en soms opslag van water in de stengels. Een sterk ontwikkelde wortelstelsel

- vochtig milieu> grote platte bladeren, zwak ontwikkeld wortelstelsel

 

Waterplanten

- de stengels zijn slap en luchtkanalen bevatten zoals bij waterlelies

Slide 25 - Tekstslide

Een aanpassing van de waterlelie zijn luchtkanalen in de stengels
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Weektaak 4
  • Biologie voor jou
  • 2KGT
  • Thema 6
  • Basisstof 6.4 en 6.5
  • Lesson-up oefentoets inleveren

Slide 27 - Tekstslide