Oefenvragen
1 / 15
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welk lampje blijft of blijven branden als lampje 1 kapot gaat?
A
2,3
B
3
C
2
D
Geen
Slide 2 - Quizvraag
Welk lampje blijft of blijven branden als lampje 3 kapot gaat?
A
1, 2
B
1
C
2
D
Geen
Slide 3 - Quizvraag
Wat voor schakeling is dit?
A
Paralel
B
Serie
Slide 4 - Quizvraag
Welke formule voor stroomsterkte hoort bij dit type schakeling?
A
I=I1+I2+I3
B
I=I1=I2=I3
Slide 5 - Quizvraag
Lampje 3 heeft een stroomsterkte van 0,5A. Bij lampje 1 meet je een stroomsterkte van 0,2A. Hoe groot is de stroomsterkte bij lampje 2?
A
0,2A
B
0,3A
C
0,5A
Slide 6 - Quizvraag
Geef 2 voorbeelden van een isolator
Slide 7 - Open vraag
Geef een voorbeeld van een apparaat dat elektriciteit omzet in warmte
Slide 8 - Open vraag
Waarvoor dient een zekering in de meterkast?
Slide 9 - Open vraag
Teken van de schakeling hiernaast het schakelschema.
Slide 10 - Open vraag
Wat gebeurt er als ik de schakelaar omzet (gebruik).
A
Lamp 1 gaat branden
B
Lamp 2 gaat uit
C
Er gebeurt niks.
D
Zowel A als B
Slide 11 - Quizvraag
0,2A = ?? mA
A
20 mA
B
2 mA
C
200 mA
D
2000 mA
Slide 12 - Quizvraag
18,5 mA = ?? A
A
0,185 A
B
0,0185 A
C
1,85 A
D
0,00185 A
Slide 13 - Quizvraag
Wat heeft een grotere weerstand?
A
Geleider
B
Isolator
Slide 14 - Quizvraag
Welke opgave uit het boek heb je nog vragen over?
