Toets 6.2 en 6.3

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Om de weerstand te bepalen moet:
1) de voltmeter in serie
2) de stroommeter parallel

1. 1 juist
2. 2 juist
3. beide fout
4. beide goed

R tot =

1. 100 Ω
2. 50 Ω
3. 52 Ω
4. 25 Ω

Bij de wet van Ohm is de weerstand constant.

1. waar
2. niet waar

Bij een gloeilampje wordt de weerstand kleiner naarmate het lampje warmer wordt.

1. juist
2. onjuist

Waar of niet waar ?
Bij statische elektriciteit zijn het de elktronen die zich verplaatsen, terwijl de protonen op dezelfde plek blijven.

1. waar
2. niet waar

Een lampje met een weestandswaarde van 30𝛺 is in serie geschakeld. de ampèremeter geeft een stroomsterkte van 0,16A aan.
Op welke spanning is dit lampje aangesloten?

1. 5V
2. 4,8V
3. 0,48V
4. 0,005V

Op een lampje staat: 3,5V/0,2A.
Hoe groot is de weerstand van dit lampje?

1. 0,7𝛺
2. 1,75𝛺
3. 2,7𝛺
4. 17,5𝛺

De stroomsterkte door
R 3 is:

1. 2 A
2. 3 A
3. 4 A
4. 5 A

R3 =

1. 18 Ω
2. 6Ω
3. 0,5 Ω
4. 5 Ω

R 3 bedraagt:

1. 12 Ω
2. 2 Ω
3. 4 Ω
4. 8 Ω

I tot is:

1. 0,84 A
2. 0,17 A
3. 5,2 A

Er zijn 100 kerstlampjes van elke 20 Ω in serie aangesloten op het stopcontact. De totale weerstand is:

1. 5 Ω
2. 2000 Ω
3. 20.000 Ω
4. 0,2 Ω

Als je een lamp van 6V op een spanningsbron van 9V aansluit dan voorkom je doorbranden door:

1. een weerstand in serie met de lamp te zetten
2. een weerstand parallel met de lamp te zetten
3. een relais in serie met de lamp te zetten
4. een relais parallel met de lamp te zetten

In welk figuur is de stroomsterkte het grootst?

1. 
2. 
3. 
4. 

De stroomsterkte
door de bovenste
weerstand is:

1. 0,6 A
2. 1,7 A
3. 2 A
4. 0,7 A

Een stofzuiger met een weerstand van 100 Ω en en wafelijzer van 50 Ω worden op een stopcontact aangesloten. De totale weerstand is:

1. 150 Ω
2. 0,03 Ω
3. 33 Ω

Zes identieke weerstandjes zijn in serie aangesloten op een totale spanning van 24 V. In de schakeling loopt een stroom van 160 mA. Bereken de waarde van één weerstand

1. 0,15 Ω
2. 150 Ω
3. 25 Ω
4. 15 Ω

Door een weerstand van 2kΩ loopt een stroom van 20 mA. Bereken de spanning over de weerstand.

1. 40 V
2. 40.000 V
3. 4V
4. 400 V