2mh les 9/4: leenwoorden

Aan het eind van deze week:
- weet je hoe je verschillende leestekens op de juiste manier schrijft; 
- weet je hoe je verkleinwoorden en meervouden op de juiste manier schrijft;
- weet je hoe je leenwoorden spelt.

Vandaag leren we over leenwoorden en daarna gaan we aan de slag met de weektaak. 

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Aan het eind van deze week:
- weet je hoe je verschillende leestekens op de juiste manier schrijft; 
- weet je hoe je verkleinwoorden en meervouden op de juiste manier schrijft;
- weet je hoe je leenwoorden spelt.

Vandaag leren we over leenwoorden en daarna gaan we aan de slag met de weektaak. 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

  • Een samenstelling van Engelse leenwoorden schrijf je in het Nederlands als één woord. 
    eyecatcher, multiplechoicevraag, skatebaan

  • Als het rechter deel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken.
    stand-by, back-up,  shout-out

  • Sommige combinaties worden gezien als een woordgroep. Dan schrijf je die delen los:
    compact disc, first lady

Engelse leenwoorden

Slide 3 - Tekstslide

  • Veel franse woorden schrijf je in het Nederlands zonder accenttekens
    compact, hotel, ragout

  • De accenten op de -e blijven behouden als dat nodig is voor de uitspraak
  • Accent aigu: paté 
  • Accent grave: crème
  • Accent circonflexe: crêpe
Franse leenwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Wat is goed?
A
airbag
B
air-bag

Slide 5 - Quizvraag

Wat is goed?
A
babysitter
B
baby-sitter

Slide 6 - Quizvraag

Wat is goed?
A
carriere
B
carrière
C
carriére

Slide 7 - Quizvraag

Wat is goed?
A
intensivecare
B
intensive care

Slide 8 - Quizvraag

Wat is goed?
A
makeup
B
make-up

Slide 9 - Quizvraag

Wat is goed?
A
dinee
B
diner

Slide 10 - Quizvraag

Leenwoorden puzzel

Slide 11 - Tekstslide

Weet je nu:
- hoe je verschillende leestekens op de juiste manier schrijft?
- hoe je verkleinwoorden en meervouden op de juiste manier schrijft?
- hoe je leenwoorden op de juiste spelt? 
Huiswerk
    Spelling §6 leenwoorden
    • Opdracht 1 t/m 6

      Slide 12 - Tekstslide