Hoofdstuk 5.8 grammatica woordsoorten (les 1)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui en je leerwerkboek;
  • je laptop (Log in bij LessonUp).
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui en je leerwerkboek;
  • je laptop (Log in bij LessonUp).

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Herhalen: 4.8 Woordsoorten
  • Uitleg 5.9: woordsoort
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les


Slide 2 - Tekstslide

4.8 Grammatica woordsoorten
Nieuw:
  • voegwoord, persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord.
Bekend (overzicht op pagina 152)
  • lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord, voorzetsel, koppelwerkwoord,  hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord,

Slide 3 - Tekstslide

Benoem het voegwoord.
Ik lees graag, maar ik voetbal liever.

Slide 4 - Open vraag

Benoem het voegwoord.
Ik hoop dat we vroeg vrij zijn.

Slide 5 - Open vraag

Ken jij de nieuwe trainer? Hij is superaardig!
A
jij = psv hij = bzv
B
jij = psv hij = psv
C
jij = bzv hij = bzv
D
jij = bzv hij = psv

Slide 6 - Quizvraag

Ik geef het boek. Het is jouw boek.
A
ik = psv jouw = psv
B
ik = bzv jouw = bzv
C
ik = bzv jouw = psv
D
ik = psv jouw = bzv

Slide 7 - Quizvraag

De docent vertelde hun een verhaal.
Ze wilden dat het snel afgelopen was.
A
ze = psv onderwerp
B
ze = psv voorwerp
C
hun = bzv
D
hun = psv voorwerp

Slide 8 - Quizvraag

Mieke geeft hem een boek terug.
Het is zijn boek.
A
hem = psv onderwerp
B
hem = psv voorwerp
C
zijn = kww
D
zijn = bzv

Slide 9 - Quizvraag

De hond is van mij.
Ik geef hem snoepjes.
A
mij = psv na vz
B
ik = psv voorwerp
C
hem = mv en psv voorwerp
D
hem = lv en psv voorwerp

Slide 10 - Quizvraag

5.8 Woordsoorten (p. 128)
  • je kunt het aanwijzend voornaamwoord benoemen
  • je kunt het vragend voornaamwoord benoemen 

Slide 11 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord av
  • Bijvoeglijk gebruikt
  • Op de plek van het lw
De sneaker => Deze sneaker
                         => Die sneaker
Het ijsje        => Dit ijsje
                         => Dat ijsje
De ijsjes       => Deze/die ijsjes

Slide 12 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord av
  • Zelfstandig gebruikt.
  • Geen zn erbij.

Mooie sneakers, die wil ik ook!

Gamen is leuk, dat wil ik de hele dag doen.

Slide 13 - Tekstslide

Nog meer aanwijzende voornaamwoorden
zulke, dergelijke en zo'n

Zo'n rare film heb ik nog nooit gezien. Zulke rare types! 
Ik houd niet van dergelijke films.

En dus ook: dit, dat, deze en die.

Slide 14 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord (P. 130)
Vraagt altijd naar personen of dingen.
Vier: wie, wat, welk(e) en wat voor (een).

Wie staat daar?  Welke muziek vind jij leuk?

Let op! Hoe ga je naar school? Waarom ga je fietsend?
Geen vragend voornaamwoord => BIJWOORD

Slide 15 - Tekstslide

Werkmoment
  • Maak van 5.8: 8, 1, 4 en 7.
  • Zelf weer nakijken.
  • Lees de theorie of gebruik het overzicht op p. 150.


Slide 16 - Tekstslide

Afsluiting
Huiswerk staat in Magister.

Slide 17 - Tekstslide