Als een zinsdeel in de 3e naamval staat dan vervoeg je het anders dan als het in de 4e naamval staat
Zie je spiekbriefje (of bladzijde 131 in je boek)
de man geeft = der Mann (= onderwerp) schenkt
de man geeft de hond = der Mann kauft den Hund (= lijdend voorwerp)
de man geeft de zoon de hond = der Mann kauft dem Sohn (= meewerkend voorwerp) den Hund