Spelling (leestekens)

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

SO Spelling - ma 13 maart
Spelling H1: leestekens
Spelling H2: leenwoorden
Spelling H3: weglatingsstreepje en koppelteken
ww-spelling: pvvt, pvtt, vd, inf, od, bn + Engelse werkwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Leestekens, waarom?
Het is belangrijk om leestekens te gebruiken, omdat je tekst dan goed leesbaar is. Het zorgt voor een beter tekstbegrip.

Daarnaast wil je ook dit voorkomen.

Slide 3 - Tekstslide

Leestekens
. ! ?

, ; :

Slide 4 - Tekstslide

Maak een zin waarin je de komma goed toepast.

Slide 5 - Open vraag

Komma
- Tussen twee persoonsvormen.
- Voor een verbindingswoord (maar, omdat, nadat, terwijl, dus).
- Bij een opsomming.
- Voor een deel van een zin dat geen zelfstandige zin is.

We hebben hard gewerkt aan het verslag, dat nog niet helemaal af was. 
--> We hebben hard gewerkt aan het verslag. Het verslag was nog niet helemaal af. 
--> Je moet je om 8 uur melden, als je de vorige dag te laat in de les was.

Slide 6 - Tekstslide

Waarom is de komma juist gebruikt in deze zin?

'Als je de stof goed begrijpt, zal het zeker lukken.'

Slide 7 - Open vraag

Puntkomma
Je gebruikt een puntkomma als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen. 

Neïm wil later docent worden; haar nicht werkt ook in het onderwijs. 
(Je kan er ook twee losse zinnen van maken)

Neïm wil later docent worden. Haar nicht werkt ook in het onderwijs. 


Slide 8 - Tekstslide

Dubbele punt
Je gebruikt een dubbele punt als twee zelfstandige zinnen met elkaar samenhangen, waarbij de tweede zin een verklaring of uitleg is (bij de eerste zin). 

Mijn Valentijnsdag was erg romantisch: mijn vriend had bloemen gekocht. 

In plaats van de dubbele punt kun je er de verbindingswoorden 'want' of 'omdat' bij denken. (Met een komma!)

Slide 9 - Tekstslide

Waarom?
'Dubbele punt en puntkomma, die gebruik ik toch nooit.'

- Het is belangrijk om de functies van leestekens te begrijpen voor een beter tekstbegrip. 

Slide 10 - Tekstslide

De concertkaartjes waren erg populair: er stonden lange rijen voor de kassa.

Het leesteken is correct gebruikt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Morgenochtend om 8 uur heeft Alex rijexamen(?) hij moet dus vroeg op staan.
A
:
B
;
C
,
D
.

Slide 12 - Quizvraag

De goudvissen dreven voor dood in de kom, ze hadden al dagen geen voer gehad.

Het leesteken is correct gebruikt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Welk leesteken had er wel moeten staan?
'De goudvissen dreven voor dood in de kom (?) ze hadden al dagen geen voer gehad.

Slide 14 - Open vraag

Woord van de week 1
Aanleiding
De gebeurtenis of het feit waarom men iets doet of waarom er iets anders gebeurd is.


Ik schrijf u deze brief naar aanleiding van de vacature op uw website.

De aanleiding voor de ruzie was een opmerking over zijn moeder.








Slide 15 - Tekstslide

Woord van de week 2
Gelijkmatig
Steeds en overal gelijk, zonder wisseling.

De stad Amsterdam wil toeristen gelijkmatig over de stadsdelen verspreiden.

De hulpgoederen zijn gelijkmatig verdeeld over het rampgebied.

Slide 16 - Tekstslide

Woord van de week 3
Mankeren
Niet in orde zijn, missen, ontbreken

Er mankeert iets aan de auto, hij maakt een raar geluid.

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Wat? opdracht 2 en 3 van Spelling H1 over leestekens (blz. 34+35).

Slide 18 - Tekstslide

H2 Spelling: leenwoorden
  1. Je kan Engelse en Franse leenwoorden correct spellen.
  2. Je kan Engelse werkwoorden correct spellen.

Slide 19 - Tekstslide

Welke leenwoorden kan je bedenken? (denk aan kleding, eten, sport, uiterlijk, etc.)

Slide 20 - Woordweb

Uit welke taal is dit woord afkomstig?
'koffie'

Slide 21 - Open vraag

Uit welke taal is dit woord afkomstig?
'ballon'

Slide 22 - Open vraag

Uit welke taal is dit woord afkomstig?
'tulp'

Slide 23 - Open vraag

Uit welke taal is dit woord afkomstig?
'ski'

Slide 24 - Open vraag

Leenwoorden
Woorden die uit andere talen in het Nederlands zijn terechtgekomen, heten leenwoorden. Je hebt ze op allerlei gebieden, zoals sport (penalty, schwalbe, work-out), eten (restaurant, jus, toast, burger), kleding (hoody, maillot), uiterlijk (rouge, schmink), verkeer (ambulance, claxon), muziek (hit, rap, chanson) en ict (downloaden, screensaver). 

Slide 25 - Tekstslide

Zo spel je Engelse leenwoorden
  • Een samenstelling van Engelse woorden schrijf je in het Nederlands als één woord: voicemail, latenightshow, lookalike, parttimer
  • Als het rechterdeel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken: time-out, all-in, sit-up
  • Als de combinatie wordt gezien als een woordgroep, schrijf je de delen los: low budget, second opinion, full speed, total loss.
Andersom kan ook -> 

Slide 26 - Tekstslide

Zo spel je Franse leenwoorden
  • In sommige Franse woorden schrijf je op een klinker een accent aigu (café), een accent grave (crèche) of een accent circonflex (enquête). Deze accenten zijn nodig om de uitspraak aan te geven.
  • Andere Franse woorden schrijf je zonder accenttekens: diner, controle, ragout
  • In een woord dat als echt Frans wordt aangevoeld, blijven alle accenttekens staan. Dat geldt vooral voor woordgroepen (déjà vu, tête-à-tête)

Slide 27 - Tekstslide

Nu maken
Wat? opdracht 1 t/m 3 van Spelling H2 - leenwoorden (blz. 64+65).
Tijd? 20 minuten
Hulp? 10 minuten zelfstandig (stil), daarna 10 min. samenwerken
-----------------------------------------------
ZELF starten a.u.b. --> Stap 1: Lees de opdracht en de theorie nog een keer goed op blz. 64


Slide 28 - Tekstslide

Bespreken opdrachten
Wat? opdracht 1 t/m 3 van Spelling H2 over leenwoorden(blz. 64+65).


Slide 29 - Tekstslide