In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Lesgever leereenheid 5
Organisatie
Slide 1 - Tekstslide
Inhoud
Wat is organiseren
Functies van organiseren
Organisatie in het didactisch model
Opstellingen
Organisatiemomenten
Differentiatie
Slide 2 - Tekstslide
Leg het woord organisatie in het lesgeven uit in 1-3 zinnen.
Slide 3 - Open vraag
Wat is organiseren?
De elementen tijd, ruimte, materiaal, de groep en jezelf als lesgever, in de les zodanig regelen, dat er een goed lopend geheel ontstaat
Deelnemers, materialen en lesgever → opstelling.
Slide 4 - Tekstslide
Wat is organiseren?
Als lesgever:
Les kunnen starten
Les op gang houden ( ? )
Les afsluiten
Les zodanig organiseren: lesdoel zo goed en zo veilig mogelijk wordt bereikt
Slide 5 - Tekstslide
Schets een situatie waarbij een onveilige organisatie zorgt voor het niet behalen van het einddoel.
Slide 6 - Open vraag
Opstellingen
Je bepaalt in je opstelling voor drie dingen waar ze staan: lesgever, deelnemers en materialen.
Keuze opstelling bepaald door beginsituatie, doelstelling en bewegingsvormen.
Slide 7 - Tekstslide
Opstellingen
3 belangrijke vaardigheden onderscheiden:
het komen tot een opstelling
het aanpassen van een opstelling
het veranderen van een opstelling
Maak gebruik van de 6 w's (wie, wat, waar, wanneer, waarlangs & wat daarna)
Slide 8 - Tekstslide
Basisopstellingen
Frontrij-opstelling
Halve cirkel
Vrije opstelling
etc.
Zie boek Sportleider als Lesgever.
Slide 9 - Tekstslide
Maak een organisatietekening van een front rij opstelling
Slide 10 - Open vraag
Maak een organisatietekening van een vrije opstelling
Slide 11 - Open vraag
Maak een organisatietekening voor de start van jouw les:
Slide 12 - Open vraag
Organisatiemomenten
Lesvoorbereiding
Vlak voor de les
Start van de les
Tijdens de les
Einde van de les
Na de les
Lees de tips in het boek goed door, om dit goed te regelen in je les!!!
Slide 13 - Tekstslide
Differentiatie
Op eigen niveau laten werken
2 manieren differentiëren:
Organisatie aan te passen (organisatorische differentiatie)
Bewegingsvorm aan te passen (inhoudelijke differentiatie, leereenheid bewegingsvormen)
Slide 14 - Tekstslide
Differentiatie op niveau maken
Voorbeeld van veranderen van opstelling van materialen: Hoger/lager of smaller/breder
Voorbeeld smash volleybal: Situatie I → smash over laag gedeelte van het net Situatie II → smash over dameshoogte Situatie III → smash over herenhoogtes
Voorbeeld handstandoverslag:
Situatie I → handstandoverslag van hoog naar laag
Situatie II → handstandoverslag op de airtumbling
Situatie III → handstandoverslag op de lange mat
Slide 15 - Tekstslide
Noem 3 functies van organiseren
Slide 16 - Open vraag
Geef een praktijkvoorbeeld van een inhoudelijke differentiatie
Slide 17 - Open vraag
Geef een praktijkvoorbeeld van een organisatorische differentiatie
Slide 18 - Open vraag
De sportleider moet proberen de deelnemers zoveel mogelijk te laten bewegen. Welke functie van een goede organisatie wordt hier bedoeld? Een goede organisatie leidt tot:
A
Een intensief verlopende les
B
Een veilig verlopende les
C
Een doelmatig verlopende les
D
Een gezellig verlopende les
Slide 19 - Quizvraag
Welke onderstaande tip past het beste bij veiligheid?
A
Zorg dat de opstelling van het materiaal een bijdrage levert aan een vlot verloop
B
Kies een positie van waaruit je de situatie goed kunt overzien
C
Maak bewust een keuze uit een vrijeopstelling of een gebonden opstelling
D
Bij een buitenactiviteit houd je rekening met de zon en de wind
Slide 20 - Quizvraag
Martijn wil bij een spelvorm even sterke partijen hebben. Wat is de beste manier om in deze situatie de partijen te maken?
A
Afnummeren
B
De SB-deelnemers de partijen laten maken
C
Martijn zelf de partijen laten maken
D
Loten
Slide 21 - Quizvraag
Wat wordt verstaan onder inhoudelijke differentiatie?
A
Je past de organisatie aan
B
Je past de bewegingsvorm aan
C
Je besteed alleen aandacht aan de betere bewegers in de groep