Voorbeeld bij verklaringsstructuur
Inleiding: verschijnsel: in de herfst worden de bomen kaal.
Middenstuk: kenmerken / voorbeelden: blad aan de bomen wordt eerst bruin/rood/oranje. Daarna vallen ze eraf.
verklaring(en) / oorzaak/oorzaken / reden(en): in de winter wordt het kouder; een boom heeft niet genoeg voedsel; blaadjes eraf scheelt energie
Slot: samenvatting of conclusie: bomen worden in de herfst kaal omdat ze energie moeten sparen