Als je van twee losse zinnen een zin maakt, heb je een samengestelde zin gemaakt. In deze samengestelde zin staan dus twee persoonsvormen. Deze vind je door de zin van tijd te veranderen.
Je gebruikt voegwoorden om de zinnen aan elkaar te plakken: en, dus, omdat, terwijl, zodat, nadat, als, toen, want, maar en of.
Ik heb zin in het weekend. Ik ga dan leuke dingen doen:
Ik heb zin in het weekend, omdat ik dan leuke dingen ga doen.
Omdat ik leuke dingen ga doen, heb ik zin in het weekend.