H5 spelling samengestelde zinnen en werkwoordsvormen

Samengestelde zinnen en werkwoordsvormen

  • samengestelde zinnen
  • werkwoordsvormen
  • Aan de slag!

timer
10:00
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Samengestelde zinnen en werkwoordsvormen

  • samengestelde zinnen
  • werkwoordsvormen
  • Aan de slag!

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze les ga je...
...oefenen met samengestelde zinnen én de juiste werkwoordsvorm t.b.v. de werkwoordspelling.

Slide 2 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Enkelvoudige zin = een zin met één persoonsvorm.
1. Ik eet een boterham.
2. Ik zit de hele dag op TikTok.
3. In de avond moet ik mijn telefoon inleveren.

Samengestelde zin = een zin met twee of meer persoonsvormen. Vaak met een voegwoord.
1. De leerlingen zeiden tegen hun docent dat ze hun huiswerk gemaakt hadden.
2. Doordat het de hele week heeft geregend, is wandelen in het bos geen pretje.
3. In dat café kom ik graag, omdat daar altijd mooie herinneringen bovenkomen.
4. Je kunt mijn fiets voor één keer lenen, of je kunt zelf een nieuwe kopen.
5. Mieke bakt een taart en Petra helpt haar moeder.

Slide 3 - Tekstslide

Samen oefenen
1. Je (hoeven) niet te weten wat ik hem ga geven.

  • Pv ja/nee?
  • Welke werkwoordsvorm? (vdw, inf, bnw, odw)
  • Pas de juiste regel toe.

Slide 4 - Tekstslide

Samen oefenen
2. Zoals de agent al (aangeven) had, kreeg Nicolette een bekeuring van 30 euro.

  • Pv ja/nee?
  • Welke werkwoordsvorm? (vdw, inf, bnw, odw)
  • Pas de juiste regel toe.


Slide 5 - Tekstslide

Spelling: werkwoordsvormen en - tijden
Werkwoordsvormen en werkwoordstijden


ww-vormen
ww-tijden
- infinitief
- pvtt 
- pvvt
- vd
- od (bn)

- onvoltooid tegenwoordige tijd
- onvoltooid verleden tijd
- voltooid tegenwoordige tijd
- voltooid verleden tijd

Slide 6 - Tekstslide

Aan de slag!
Oefen met de volgende slides.

Slide 7 - Tekstslide

Enkelvoudig of samengesteld?
Wij moesten ons al vroeg melden, omdat we gisteren te laat waren.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld Voegwoord = omdat
C
Samengesteld Voegwoord = al
D
Samengesteld Voegwoord = te laat

Slide 8 - Quizvraag

Enkelvoudig of samengesteld?

Mijn moeder hecht veel waarde aan die theepot, want die is van haar oma geweest.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld Voegwoord = die
C
Samengesteld Voegwoord = want
D
Samengesteld Voegwoord = van

Slide 9 - Quizvraag

Enkelvoudig of samengesteld?

Wat vind je van mijn nieuwe sneakers?


A
Enkelvoudig
B
Samengesteld Voegwoord = van
C
Samengesteld Voegwoord = mijn
D
Samengesteld Voegwoord = nieuwe

Slide 10 - Quizvraag

Werkwoordspelling
We gaan nu samengestelde zinnen combineren met de regels voor werkwoordspelling.
We beginnen met de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. Noteer ook het voegwoord.

Slide 11 - Tekstslide

Hij (binden) het touw stevig vast, zodat het niet los gaat.
Voegwoord =

Slide 12 - Open vraag

Waarom antwoord jij altijd kwaad, als Jan jou niet direct (antwoorden).
Voegwoord =

Slide 13 - Open vraag

Het geeft niet of het lang duurt, ik (raden) je aan rustig te wachten.
Voegwoord =

Slide 14 - Open vraag

Wie zich tot de burgemeester (wenden), krijgt zeker antwoord.
Voegwoord =

Slide 15 - Open vraag

Werkwoordspelling
We gaan nu samengestelde zinnen combineren met de regels voor werkwoordspelling.
We gaan verder met de persoonsvorm in de verleden tijd. Noteer ook het voegwoord.

Slide 16 - Tekstslide

Toen men hem vroeg wat hij ging doen, (antwoorden) hij, dat hij dat nog niet wist.
Voegwoord =

Slide 17 - Open vraag

Hij (beloven) dat hij flink zal aanpakken.
Voegwoord =

Slide 18 - Open vraag

Ik (missen) de trein toen het zo erg mistte.
Voegwoord =

Slide 19 - Open vraag

Het boek was in de aanbieding en het (kosten) slechts tien euro.
Voegwoord =

Slide 20 - Open vraag

Werkwoordspelling
We gaan nu samengestelde zinnen combineren met de regels voor werkwoordspelling.
We gaan verder met de het voltooid deelwoord.
Noteer ook het hulpwerkwoord.

Slide 21 - Tekstslide

Gisteren hoorde we dat er een inbraak is (plegen) bij onze buren.
Hulpwerkwoord =

Slide 22 - Open vraag

De politie heeft de volgende dag de daders (arresteren).
Hulpwerkwoord =

Slide 23 - Open vraag

Hij had in de tuin veel sporen (achterlaten).
Hulpwerkwoord =

Slide 24 - Open vraag

Hij heeft vorig jaar veel succes (hebben).
Hulpwerkwoord =

Slide 25 - Open vraag

De mensen hebben tijdens de wedstrijd niet meer (juichen).
Hulpwerkwoord =

Slide 26 - Open vraag

Wat vind je nog moeilijk van de les van vandaag?

Slide 27 - Open vraag

Einde van deze Lessonup- les
Je mag nu aan de opdrachten 1 tm 5 van H5 spelling (blz 164-165)

Slide 28 - Tekstslide