Publiek en medium

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Publiek en medium

Vandaag:

- H. 41 Publiek en medium

Je leert hoe je een tekst afstemt op je publiek en het medium dat je gebruikt. 

- oefenen met hoofd- en bijzinnen in Numo

Toetsstof: 

Grammatica: H. 35 en 36

Fictie: H. 37 en 38

Schrijfvaardigheid: H. 40 en 41

Taalverzorging: H. 42

Publiek: voor wie je schrijft. 

- Welk taalgebruik? Formeel of informeel?

- Welke onderwerpen?

Wie is je lezer?

Waarom leest die je tekst?

Welk taalgebruik past bij de lezer? 

Wie is je lezer?

Waarom leest die je tekst?

Welk taalgebruik past bij de lezer? 

Wie is je lezer?

Waarom leest die je tekst?

Welk taalgebruik past bij de lezer? 

Wie is je lezer?

Waarom leest die je tekst?

Welk taalgebruik past bij de lezer? 

Maak opdracht 1 (blz. 166). 

Overleg alleen fluisterend met diegene naast je. 

Medium: middel om een boodschap over te brengen. 

In sommige media gaat tekst samen met beeld.

Ieder medium heeft eigen 'regels'. 

De plaatselijke bakker wil in de buurt laten weten welke aanbiedingen er zijn.

1. folder
2. brief
3. e-mail
4. Marktplaats

Roy wil aan de webwinkel vragen of zijn bestelling deze week wordt bezorgd.

1. folder
2. brief
3. e-mail
4. Marktplaats

Damian wil zijn oude longboard verkopen.

1. folder
2. brief
3. e-mail
4. Marktplaats

Ga naar Numo. 

Maak de taak hoofdzinnen en bijzinnen.

Deze taak moet uiterlijk 30 mei af zijn (minimaal 80% goed).