Het christendom wordt belangrijker

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Christendom in Europa
Tijdvak drie: Monniken en Ridders

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen? 
  •  Wat gaan we vandaag leren?/opdracht(5 minuten)
  • Uitleg: Christendom in Europa (10 -20 minuten). 
  • Opdracht maken: Learnbeat (10-15 minuten). 
  • Afsluiten van de les(5 minuten).

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag leren? 
  • Aan het einde van de les weten we hoe het Christendom werd verspreid door Europa. 
  • Aan het einde van de les weten we waarom het christendom zo belangrijk was voor mensen in de middeleeuwen. 
  • Aan het einde van de les weet je de drie standen in de Middeleeuwen. 

Slide 4 - Tekstslide

Christendom in Europa
  • In de tijd van de Romeinen bestond het Christendom al. Waar Rome gebied had was er ook het Christendom. 
  • Toch waren er nog gebieden in Europa die niet Christelijk waren zoals Duitsland en Nederland.  
  • In deze gebieden geloofde men nog in verschillende goden zoals Freya, Odin, Wodan en in heilige bomen en rivieren.  

Slide 5 - Tekstslide

Christendom in Europa
  • Volgens de Christen was dit verkeerd er was, maar een god volgens hun.
  • Mensen die niet in de Christelijke God geloofde kregen de naam heidenen.
  • Sommige Christenen hadden het idee dat hun Christelijke taak was om deze mensen het ware geloof te geven. 

Slide 6 - Tekstslide

Christendom in Europa
  • Na de val van het Romeinse Rijk begonnen vele monniken en nonnen klooster en abdijen op te richten.
  • Deze waren bedoeld om het christendom in lokale gebieden te verspreiden. 
  • De monniken die het geloof verspreiden onder de heiden noemen we missionarissen. 
  • Missionarissen zoals Bonifatius en Willibrord.   

Slide 7 - Tekstslide

Christendom in Europa
  • Om de stammen te overtuigen vertelde de missionarissen over Jezus en lieten ze de heilige bomen omhakken. 
  • Ze deden dit om te laten zien dat hun natuurgoden niet bestonden en dat de Christelijke God veel sterker was dan de goden waarin de heiden geloofden. 
  • Dit ging vaak goed, maar het ging ook wel eens mis. 

Slide 8 - Tekstslide

Zouden er nog meer manieren zijn geweest waardoor heiden zich bekeerden?

Slide 9 - Open vraag

De Kerk en het dorp
  • Op den duur wordt uiteindelijk iedereen in West-Europa Christenen. 
  • Het Christelijk geloof begint daarom, een dagelijks iets te worden in de samenleving van de middeleeuwen.
  • Je leefde volgens de Christelijke regels. 
  • Je had een priester in het dorp die je hielp om deze regels goed te volgen. 

Slide 10 - Tekstslide

De Kerk en het dorp
  • Als je na de dood alle regels goed had gevolgd, ging je volgens de Christenen naar de hemel en naar het eeuwige leven.   
  • Deed je dat niet, dan zou je volgens de Christenen naar de Hel of naar het vagevuur worden gestuurd.
  • In de Hel zou je eeuwig blijven branden. 

Slide 11 - Tekstslide

Welke sociale lagen zie je hier afgebeeld?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

De standen
In de middeleeuwse samenleving was de bevolking verdeeld in standen. Een stand is een groep mensen die volgens de middeleeuwers een eigen taak had. Er waren drie standen.

  • De eerste en belangrijkste stand was de geestelijkheid. Een geestelijke is iemand die in dienst is van de kerk, zoals priesters, monniken en nonnen. De geestelijken moesten bidden voor de mensen. De hoogste geestelijke was de paus. Hij bestuurt de kerk.
  • De tweede stand was de adel. Iemand van adel wordt ook wel edelman genoemd. De adel moest de geestelijken en boeren beschermen. Je kon niet zomaar edelman worden. Óf je vader was van adel óf de koning maakte een edelman van je, bijvoorbeeld een hertog, graaf of ridder. Ridders waren goed bewapende ruiters.
  • Tot de derde en laagste stand hoorden de boeren. Zij bewerkten het land en zorgden voor voedsel.

Slide 14 - Tekstslide

Maken Huiswerk 
Wat ? : Je gaat zelfstandig aan de slag met paragraaf 4.3 onderdeel B t/m D.  
Hoe ? : Je doet dit via Learnbeat
Tijd? : 15 minuten
Hulp? : De docent.
Klaar? : Ga verder met ander huiswerk, oefen begrippen of ga lezen in je leesboek.   
Resultaat : je hebt alvast je huiswerk gemaakt :D






Slide 15 - Tekstslide