Kars is in land A. Hij kijkt vanaf een bergtop naar de trein gevuld met wapens. Met die wapens zullen de inwoners van land B en C elkaar overhoop schieten. Kars hoort een klok luiden, hij ziet verschillende artsen nog snel de laatste spullen inpakken. Zij gaan ook op weg naar land B en C, maar met een ander doel: ze zullen de gewonde mensen verplegen.
Hij voelt verdriet, hopeloosheid, machteloos.